Herhaling Kapitel 2 en 3 week

Wiederholung Kapitel 2 & 3
1 / 49
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Wiederholung Kapitel 2 & 3

Slide 1 - Slide

Was machen wir Heute?
Wiederholung Kapitel 2 und 3
Lesen

üben für die Prüfung


Slide 2 - Slide

Periode 2

PO Kwartetspiel week 9
Proefwerkweek week 10/11

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Geslacht: der, die of das? 
Zelfstandige naamwoorden hebben in het Duits een geslacht. 
Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

Slide 7 - Slide

mannelijk = der
mensen of dieren het mannelijke geslacht 
bijv. der Stier, der Mann, der Sohn

Slide 8 - Slide

vrouwelijk = die
 personen en dieren van het vrouwelijk geslacht
bijv. die Kuh = de koe, die Frau, die Tochter  
 alle woorden, die eindigen op: -schaft, -heit, -ung, -keit, 
die Einheit, die Mannschaft, die Möglichkeit, die Übung 
De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk
die Laune, Die Familie, die Katze


Slide 9 - Slide

onzijdig = das
de meeste woorden waar  "het" voor staat in het Nederlands, zijn in het Duits das woorden
das Mädchen, das Jahr, das Schaf 
woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Männchen = het mannetje, das Kindlein = het kindje 

Slide 10 - Slide

Der, die oder das?
... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Der, die oder das?
... Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Der, die oder das?
Eltern
A
der
B
die (v)
C
das
D
die (mv)

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

De basisuitgangen tegenwoordige tijd
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 15 - Slide

De basisuitgangen tegenwoordige tijd
(fe)  e     st     t     en     t     en
      ich   du   er   wir   ihr   sie
                       sie                  Sie
                       es
                       =                      =
                       Peter              die Eltern
                       Lisa                 die Kinder
                       der Hund       Lisa und Peter
                       
     
uitleg

Slide 16 - Slide

Hoe gebruik je de regel? 
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
1. Wat is de stam van het werkwoord?
2. Welk persoonlijk voornaamwoord staat in de zin?
3. Regel ''feesttenten'' toepassen.

Dus: werkwoord wohnen
Stam = ww - en wohn + uitgang
Wohnen: du ............ in Voorburg
het persoonlijk voornaamwoord is du
uitgang bij du is st dus : du wohnst in Voorburg

Slide 17 - Slide

6

Slide 18 - Video

00:23
Welke van de twee werkwoorden is regelmatig?
A
sein
B
wohnen

Slide 19 - Quiz

00:28
Waarom is het werkwoord wohnen regelmatig?

Slide 20 - Mind map

01:09
Noem het ezelsbruggetje wat je kunt gebruiken om een regelmatig werkwoord te vervoegen

Slide 21 - Open question

02:31
vertaal: Waar woon je?

Slide 22 - Open question

02:40
Vertaal de zin:
Woont hij ook (auch) in Berlijn

Slide 23 - Open question

02:52
vertaal de zin:
waar wonen jullie?

Slide 24 - Open question

Wiederholung voltooid deelwoord + Feesttenten
Voltooid deelwoord = ge + stam + t


Slide 25 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?

Slide 26 - Mind map

spielen
A
gespielen
B
gespielt
C
spielt

Slide 27 - Quiz

lernen
A
gelernt
B
gelernen
C
lernt

Slide 28 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op
 -s klank  ( -s, -ss, -ß, -z)
We gaan nu een stapje verder,
Werkwoorden waarvan de stam ( ww- en)
eindigt op een -s klank (-s, -ss , -z, -ß)
Wat verandert er?
de uitgang waar een -s in zit verandert, de -s 
vervalt. Schrijf onderstaand schema over. 

        ich   du    er,sie,es   wir    ihr    sie/Sie
(fe)    e                t            en      t        en

Slide 29 - Slide

(Salzen)_______ du die Kartoffel, nicht so sehr?

Houd het schema op Seite 86 en je opgeschreven erbij!
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Eindigt de stam op een -s klank?
A
Salzst
B
Salze
C
Salzen
D
Salzt

Slide 30 - Quiz

(trinken) _______ du auch gerne Cola?
Houd het schema op Seite 86 erbij!
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Eindigt de stam op een -s klank?
A
Trinkst
B
Trinkt
C
Trinke
D
Trinken

Slide 31 - Quiz

(trinken) _______ du auch gerne Cola?
Houd het schema op Seite 86 erbij!
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Eindigt de stam op een -s klank?
A
Trinke
B
Trinkt
C
Trinkst
D
Trinken

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Vincent ist ein / eine Kind.
A
ein
B
eine

Slide 34 - Quiz

Losser ist ein / eine Dorf
A
ein
B
eine

Slide 35 - Quiz

Jan und Max sind kein / keine Freunde.
A
kein
B
keine

Slide 36 - Quiz

Mein Opa hat kein/keine Haare mehr.
A
kein
B
keine

Slide 37 - Quiz

Lehrer
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 38 - Quiz

Brötchen
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 39 - Quiz

Lehrerin
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 40 - Quiz

Menschen
A
der / ein
B
die / -
C
die / eine
D
das / ein

Slide 41 - Quiz

..... Sängerin ist berühmt.
A
Ein (m)
B
Ein (o)
C
Eine
D
-

Slide 42 - Quiz

Mein Vater hat ... Haus gebaut.
A
ein (o)
B
ein (m)
C
eine
D
-

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Video

Puzzeltijd!
We gaan 2 puzzels maken, 
je mag kiezen met welke je begint. 
Er is een puzzel met de Wörterliste van Kapitel 2 en een puzzel met de Wörterliste van Kapitel 3
Kijk even mee in Classroom!

Slide 45 - Slide



Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll


Na deze les...
kan ik zelf met de stof voor de toets aan de slag
ga ik de uitleg/films nog een keer bekijken
heb ik nog een vraagje......

Slide 47 - Poll



Heb je nog een vraag of opmerking?

Slide 48 - Open question

Hausaugaben
Leren voor de toets!
Oefenen met lezen op www.duitsleren.org/lezen
Volgende week bingo met alle Wörterliste Kap 2 & 3

Slide 49 - Slide