Koningsdag/bijvoegelijk naamwoord + -e

Taal in de buurt, dinsdag 22 april.

- Koningsdag
- Rood of rode? Mooi of mooie? 
- Werken uit het boek/op de computer

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Taal in de buurt, dinsdag 22 april.

- Koningsdag
- Rood of rode? Mooi of mooie? 
- Werken uit het boek/op de computer

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Koningsdag
- Ken je het? Wat wordt er gevierd op koningsdag?
- Wie heeft wel eens Koningsdag gevierd?
- Welke kleur zie je veel?


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

"De koning is jarig".

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

"Ik eet een oranje tompouce".

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

"Ik koop een boek op de vrijmarkt".

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

"Met Koningsdag is het feest in de stad. Je hoort overal muziek in de stad".

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

"Op Koningsdag draag ik oranje".

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

"De Nederlandse vlag hangt uit".

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten werkblad




Na 10 minuten gaan we de opdrachten samen bespreken.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

laat 2 cursisten het dialoog voordoen
oefen nog eens de uitspraak met de cursisten. zeg een woord en zij zeggen het na.

check de antwoorden bij de invuloefeningen

vraag naar welke zinnen ze hebben gevormd

Laat cursisten in hun eigen antwoorden uitleggen of ze nog weten wat het betekent



Één-woord-quiz
Ik zeg een woord. Jullie mogen laten zien wat het betekent door:

-een zin te maken met het woord
-het woord te tekenen 
-een gebaar te maken

Slide 11 - Slide

eventueel nog een mini evaluatie, welk woord vonden jullie makkelijk/moeilijk 
Het bijvoegelijk naamwoord + -e
De trui is rood.
Ik draag een rode trui.

De fiets is mooi.
Ik heb een mooie fiets.



Slide 12 - Slide

we gaan weer een filmpje bekijken 2 keer.
eerste keer alleen kijken.
tweede keer is kijken en de regels opschrijven die je ziet. 


Het bijvoegelijk naamwoord + -e
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een ding. Bijvoorbeeld:

rode trui
mooie fiets
grote vlag


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wanneer plak je -e achter het woord?
Als er een ding achter staat. 

Voorbeeld:
rood → rode trui
mooi → mooie fiets
groot → grote markt

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wanneer géén -e?
Als je het woord alleen gebruikt, dus zonder het ding, dan géén -e.
Voorbeeld:
De trui is rood.
De fiets is mooi.
De markt is groot.


Slide 15 - Slide

Komt er een ding achter het woord? Dan plak je -e.
Zeg je alleen het woord? Dan niet.
Werkblad
timer
7:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions