- Woordenschat en woordgebruik - Spelling, interpunctie en grammatica
- Leesbaarheid
Slide 2 - Slide
1. Schrijfdoelen
Slide 3 - Slide
Informeren
De schrijver wil je iets leren
Een krantenartikel
Slide 4 - Slide
Instructie geven
Uitleggen hoe je iets moet doen
Gebruiksaanwijzing
Slide 5 - Slide
Overtuigen
Iemand overtuigen van je mening
Betogende tekst
Slide 6 - Slide
Overhalen
De schrijver wil dat je iets doet of koopt
Reclametekst
Slide 7 - Slide
Amuseren
De lezer vermaken
Een boek
Slide 8 - Slide
2. Doelgroep
Slide 9 - Slide
Doelgroep
Doelgroep is de groep mensen voor wie je een tekst schrijft.
Omdat je rekening moet houden voor welke doelgroep je schrijft, moet je een goed beeld hebben van de doelgroep.
Slide 10 - Slide
Wat is formeel taalgebruik?
Formeel taalgebruik is netjes en de toon is beleefd.
Je spreekt diegene aan met 'u'.
Slide 11 - Slide
Wat is informeel taalgebruik?
Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt of bij de voornaam noemt.
Informeel taalgebruik is wat losser.
Slide 12 - Slide
Tekst
indeling
Slide 13 - Slide
Om een brief te schrijven is het belangrijk dat je weet welke indeling je moet gebruiken.
Iedere tekst bestaat uit een: - inleiding - middenstuk - slot
Slide 14 - Slide
Stappenplan
schrijven
Slide 15 - Slide
Stap 1: vooraf bedenken
Schrijfdoel: Wat wil ik bereiken?
Doelgroep: Voor wie schrijf ik?
Onderwerp: Waar gaat het over?
Deelvragen: Waar wil ik antwoord op geven/welke onderwerpen wil ik behandelen?
Slide 16 - Slide
Stap 2: voorbereiden
Wat weet ik al?
Welke informatie moet ik geven ?
Wat zijn mijn deelvragen?
Hoe kom ik aan die informatie?
Slide 17 - Slide
Stap 2: voorbereiden
Noteer alle informatie.
Maak een indeling.
Plaats de informatie in de juiste alinea.
Kijk of alle deelvragen zijn behandeld.
Slide 18 - Slide
Stap 3: Schrijf de inleiding
Hiermee trek je de aandacht van de lezer.
Hier benoem je het onderwerp.
Je vertelt waarom je de brief schrijft.
Let op: na de inleiding volgt er een witregel.
Slide 19 - Slide
Stap 4: Schrijf het middenstuk
Werk elke deelvraag uit.
Plaats een witregel tussen de alinea's.
Let op: na het middenstuk volgt er een witregel.
Slide 20 - Slide
Stap 5: schrijf het slot
Sluit de tekst af.
Je geeft geen nieuwe informatie meer.
Je benoemt je verwachtingen.
Let op: na het slot volgt er een witregel.
Slide 21 - Slide
Stap 6: controle
Juiste tekstdoel?
Taalgebruik afgestemd op doelgroep?
Deelvragen uitgewerkt?
Juiste indeling?
Witregels?
Slide 22 - Slide
Leestekens
Punt -> aan het einde van een zin.
Vraagteken -> aan het einde van een vraagzin.
Uitroepteken -> aan het einde van een uitroep of bevel
Slide 23 - Slide
Leestekens
Komma : geeft aan dat je bij het lezen even moet pauzeren. -> Tussen twee gezegdes -> bij een opsomming -> voor voegwoorden
Slide 24 - Slide
Examen vrijdag 3 februari
Je bent op tijd! 10 minuten voor tijd aanwezig zijn in lokaal K101.
Je hebt een pen en papier mee.
Je jas doe je uit en hang je over je stoel.
Je tas leg je bij de ingang van het lokaal.
Slide 25 - Slide
Examen
Je hebt 60 minuten de tijd. Rechtsboven zie je de klok met hoeveel tijd je nog hebt.
Verdeel je tijd goed!
Als de tijd voorbij is, stopt het examen vanzelf.
Bij vragen steek je je hand op.
Slide 26 - Slide
Examen
Als je klaar bent, sluit je het programma af zoals wordt aangegeven op het scherm.
Je sluit de computer af.
Je vertrekt stil en zonder je klasgenoten te storen.
Slide 27 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Uitleg en voorbereiding
op het examen Spreken 2F
Slide 28 - Slide
Examen Spreken 2F
Inleiding
Kern
Slot
Slide 29 - Slide
Spreken 2F - Precondities
Nederlands gesproken
Verstaanbaar
Minimaal 80% uitgewerkt
6 - 8 minuten
Slide 30 - Slide
Goede prestatie = goede voorbereiding
- Planning
- Informatie verzamelen
- Opbouw
- Hulpmiddelen
- Sleutelwoorden
- Oefenen
Slide 31 - Slide
Inleiding
Maak het publiek nieuwsgierig en introduceer het onderwerp.
Stel jezelf voor.
Vertel hoe jouw presentatie is opgebouwd.
Maak duidelijk wanneer ze vragen kunnen stellen.
Slide 32 - Slide
Middenstuk
Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
Zorg voor samenhang in jouw presentatie. Gebruik daarvoor signaalwoorden (ten eerste, daarna, want)
Slide 33 - Slide
Slot
Geef een korte samenvatting.
Vraag of er nog vragen zijn.
Bedank het publiek.
Slide 34 - Slide
PowerPoint
Wat is het doel van een PowerPointpresentatie?
Opbouw en inhoud
Ondersteunen en toevoegen
Slide 35 - Slide
Spreken 2F - Wat is de bedoeling?
Je hebt je BPV (stage) afgerond. Je geeft een presentatie op een beroepenmarkt bij jou op school over je stageperiode. De presentatie geef je aan studenten van jouw opleiding die nog geen stageperiode hebben gehad.
Wat is het doel van deze presentatie?
INFORMEREN
Slide 36 - Slide
Spreken 2F - Welke onderwerpen moet je behandelen?
Stagebedrijf
Informatie
Twee redenen
Werkzaamheden
Algemene ervaringen
Advies
Afsluiting
Slide 37 - Slide
Algemene tips PowerPoint
Een PowerPoint is bedoeld ter ondersteuning van jouw verhaal. Dus:
Houd de informatie kort en bondig: gebruik steekwoorden!
Zet maximaal vijf à zes regels tekst op één dia
Geef elke dia een korte titel die duidelijk maakt wat het deelonderwerp is.
Gebruik liever een duidelijke foto dan tekst.
Controleer altijd of de tekst voor iedereen goed te lezen is en of er geen taalfouten in staan.
Slide 38 - Slide
Presenteren.... kun je leren!
Slide 39 - Slide
Houding
- Sta met twee benen op de grond. - Je armen langs je lichaam. - Rug recht, schouders naar achteren. - Ogen het publiek in.