Voorbereiding Retail & Styling examen 2025

Voorbereiding Retail & Styling examen 2025
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorbereiding Retail & Styling examen 2025

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Het assortiment
= bestaat uit alle artikelen die een retailer aanbiedt in zijn winkel
         P van product (marketingmix)

Wat weet je al?
Breed assortiment = heel veel verschillende artikelen
Smal assortiment = een paar soorten artikelen
Diep assortiment = meerdere soorten van een bepaald artikel
Ondiep assortiment = 1 soort van een bepaald artikel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Assortimentslijst
De assortimentslijst is een overzicht van alle artikelen. Dit zijn er 9, die we verder toelichten in de volgende dia's.
  1. Standaardartikelen
  2. Rand- en nevenartikelen
  3. Complementaire artikelen
  4. Concurrende artikelen
  5. Follow-up artikelen
  6. Prijsaanbiedingen
  7. Rage-artikelen
  8. Impulsartikelen
  9. Nieuwe artikelen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

3. Complementaire artikelen
= Een artikel dat je 'erbij' verkoopt, is een complementair artikel.

Voorbeeld is een riem die je 
bij een spijkerbroek koopt 
of een bel bij een fiets.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

4. Follow-up artikelen
= speciaal soort complementair artikel. Het is een artikel dat nodig is om het hoofdartikel te kunnen gebruiken.

Denk aan een opzetborstel bij een elektrische tandenborstel
of koffiefilters die nodig zijn bij een koffiezetapparaat.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

8. Impulsartikelen
= Een artikel dat je in een opwelling koopt, zonder dat je het van tevoren van plan was.

Denk aan artikelen op het display bij
de kassa, waarop bijvoorbeeld
snoep en chocoladerepen staan.
Of bakken met artikelen in het gangpad
of bij de winkelingang.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Kern- en randassortiment

Kernassortiment: Het assortiment dat de klant in ieder geval bij een winkel verwacht.


Randassortiment: Artikelen die niet bij het kernassortiment horen, zoals een tas die je koopt in een kledingwinkel.



      Alle kern en randassortiment artikelen staan op een assortimentenlijst

Slide 7 - Slide

Kernassortiment = 80%
Randassortiment = 20%
assortiment lengte en samenhang 

Assortiment lengte: is het totaal aantal artikelen in een assortiment


Assortimentsconsistentie:  zegt iets over de samenhang tussen artikelen in de winkel.



      

Slide 8 - Slide

Kernassortiment = 80%
Randassortiment = 20%
Merkenbeleid
Er zijn 2 soorten merken:
  1. Fabrikantenmerken = een merk dat de fabrikant aan een artikel geeft. 
  • A-merk = Merk dat heel bekend is bij alle consumenten. Er wordt veel reclame voor het artikel gemaakt en het heeft een hoge prijs.
  • B-merk = Merk dat wat goedkoper is dan een A-merk en minder bekend. De kwaliteit is (vrij) goed en de prijs gemiddeld.
  • C-merk = Onbekend merk met een lage prijs en vaak ook een lage kwaliteit.
    2. Huismerken = Eigen merk van een winkel. De kwaliteit van een huismerk is vaak bijna net zo goed als die van een A-merk, maar de prijs is lager. Dit noemen we ook wel een winkelmerk.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Merken
Fabrikantenmerk
Huismerk        
A-merk
B-merk
C-merk

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Doelgroep

De winkelformule wordt gemaakt voor een doelgroep.
Dat is een groep mensen die je als klant wilt hebben.
Het assortiment en de prijzen moeten passen bij de doelgroep.



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een Branche
Branche: Een groep bedrijven die dezelfde soorten producten en diensten maakt en/of verkoopt. 

Denk aan: Schoenen, Verzekeringsbranche of kappersbranche

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Huisstijl
De huisstijl is de manier waarop een winkel zich presenteert aan klanten. Een winkel of bedrijf gebruikt daarbij een vaste keuze aan kleuren, logo's, lettertypes en vormen. Het doel is dat de klant het bedrijf herkent.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe zijn de schappen ingedeeld
1. Presentatiehoogte
- reik/oog/grijp en bukhoogte
2. schappenplan
3.facings

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

 Wat valt erop in een winkel
  • verkoopsterke/ verkoopzwakke plekken
  •  attentiewaarde = de mate waarin een artikel opvalt
  • brandpunt = een artikel hoge attentie waarde die sfeer brengt
  • eyecatcher = is opvallend promotiemateriaal
  • vaste en tijdelijke artikel presentatie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een opvallende presentatie
1. Compositie
2. opbouwmateriaal
3. Decoratiemateriaal
- stopkracht
4 etalages
- gesloten
- open
- half open



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

 Waarom moet je op de houdbaarheidsdatum letten
  • Artikelen over de datum
  •  Houdbaarheid
  • 1   t.h.t. datum
  • 2  t.g.t. datum
  • Aanvullen op datum
  • Fifo
  • Lifo

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bruto-verkoopprijs
Bruto-verkoopprijs
Netto-verkoopprijs
btw

Er zijn 2 manieren om de 3 bedragen uit te rekenen:
  1. Vanuit de netto-verkoopprijs (bruto-verkoopprijs - btw)
  2. Vanuit de bruto-verkoopprijs (= netto-verkoopprijs + btw)

Slide 18 - Slide

In de bruto-verkoopprijs zit een gedeelte btw (belasting toegevoegde waarde). 
BTW =
  • 0% = goederen van Nederland naar het buitenland
  • 9% = goederen en diensten
  • 21% = dienstverlening en duurzame producten
Voorbeeld...
De netto-verkoopprijs van een T-shirt is €15,60. Je berekent het btw bedrag en de bruto-verkoopprijs.
1. Btw bedrag berekenen
  • 15,60 : 100 x 21 = €3,28 of   21 : 100 x 15,60= €3,28
2. Bruto-verkoopprijs berekenen
  • bruto-verkoopprijs = 15,60 + 3,28 = €18,88
3. Bruto verkoopprijs in één keer
  • 15,60/100 x 121 = €18,88

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Berekenen consumentenprijs
Onthoud twee dingen:
1. De nettoverkoopprijs is altijd 100%
2. De btw-percentages zijn 9 of 21%

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Netto-verkoopprijs
Netto-verkoopprijs
Inkoopprijs
brutowinst opslag

Slide 21 - Slide

In de bruto-verkoopprijs zit een gedeelte btw (belasting toegevoegde waarde). 
BTW =
  • 0% = goederen van Nederland naar het buitenland
  • 9% = goederen en diensten
  • 21% = dienstverlening en duurzame producten
Voorbeeld...
De Inkoopprijs van een spijkerbroek €50. De Brutowinstmarge bedraagt 50% van de inkoopprijs.

1. Brutowinstmarge bereken
  • €50 : 100 x 50% = €25 of 50 : 100 x €50 = €25
2. Netto-verkoopprijs berekenen
  • € 50 + € 25 = € 75 


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

locaties
- A locatie
- B locatie
- C locatie 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Marketingmix
De marketingmix
  • Plaats
  • Prijs
  • Product
  • Promotie
  • Presentatie
  • Personeel

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Een artikel dat je 'erbij' koopt is een voorbeeld van een ...
A
Complementair artikel
B
Follow up artikel
C
Concurrerend artikel

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke merksoort is de prijs van het artikel vrij hoog?
A
A merk
B
B merk
C
C merk

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Een pakje kauwgom bij de kassa is een voorbeeld van een:
A
Follow-up artikel
B
een complementair artikel
C
een impulsartikel
D
een rage-artikel

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Batterijen zijn een voorbeeld van:
A
Complementaire artikelen
B
Follow-up artikelen
C
Randassortiment
D
Concurrerende artikelen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een huismerk?
A
Het belangrijkste merk van een fabrikant.
B
Het goedkoopste merk in een bedrijf.
C
Een eigen merk van een winkel of webshop.
D
Een nieuw merk.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De inkoopprijs van een I phone is € 300. De brutowinstmarge is 400%. Bereken de netto verkoopprijs
A
€ 400
B
€ 700
C
€ 1200
D
€ 1500

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

De kostprijs van een spijkerbroek is
€ 15. De verkoopprijs van een spijkerbroek is € 50. Bereken de kostprijs in procenten van de verkoopprijs.
A
10%
B
20%
C
30%
D
50%

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Coen koopt voor € 2,99 een doosje frambozen (inc 9% btw). Wat is de verkoopprijs exclusief btw
A
2,47
B
3,17
C
2,74
D
3,62

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welke methode gebruikt de oudste voorraad eerst?
A
spiegelen
B
lifo
C
fifo
D
restauren

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions