2324 4.4 Vermogen en energie 2kt

SCIENCE

Pak je Chromebook en je etui.
Meld je daarna aan bij LessonUp.

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

SCIENCE

Pak je Chromebook en je etui.
Meld je daarna aan bij LessonUp.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Opstarten (5 min)
  • Uitleg werken met formules (15 min)
  • Klassikaal oefenen (25 min)
  • Afsluiten: volgende week SO (5 min)

Slide 2 - Slide

Werken met formules
Vaardigheid die je de rest van science en natuurkunde nodig hebt.
Lijkt ingewikkeld, maar als je het trucje snapt is het helemaal niet moeilijk.


Slide 3 - Slide

Hoe pak je dat aan?
Leren:
- de grootheden en eenheden
- de formules

Oefenen:
- eenheden omrekenen
- opdrachten met formules maken

Slide 4 - Slide

Wat zijn grootheden en eenheden?
Grootheid
a = afstand
T = temperatuur
...
Eenheid
m = meter
°C = graden Celcius
...

Slide 5 - Slide

De grootheden en eenheden van elektriciteit
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur

Slide 6 - Slide

Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t

h
P
W of kW
E
kWh

Slide 7 - Drag question

Eenheden omreken

Slide 8 - Slide

Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV

Slide 9 - Slide

Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV

Slide 10 - Slide

Eenheden omreken
mm
m
km
x 1000
: 1000

Slide 11 - Slide

500 W = .... kW
A
500000 kW
B
5000 kW
C
5 kW
D
0,5 kW

Slide 12 - Quiz

2 V = .... kV
A
0,002 kV
B
2 kV
C
2000 kV
D
2 000 000 kV

Slide 13 - Quiz

580 mV = .... V
A
580000 V
B
58000 V
C
5,8 V
D
0,58 V

Slide 14 - Quiz

0,85 kW = .... W
A
85 W
B
0,0085 W
C
850 W
D
0,085 W

Slide 15 - Quiz

452 mA= .... A
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A

Slide 16 - Quiz

42 m♥= .... ♥
A
0,042 ♥
B
42000 ♥
C
4,2 ♥
D
420 ♥

Slide 17 - Quiz

Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t

h
P
W of kW
E
kWh

Slide 18 - Drag question

De grootheden en eenheden van elektriciteit
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur

Slide 19 - Slide

Werken met formules
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Formule
P = U x I
E = P x t

Slide 20 - Slide

Werken met formules
Stappenplan
  1. Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
  2. Schrijf op wat je moet berekenen.
  3. Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
  4. Vul de getallen op de goede plek in.
  5. Bereken je antwoord.
  6. Schrijf de eenheid op.

Slide 21 - Slide

Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.

Bereken het vermogen van de lamp.




  1. Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
  2. Schrijf op wat je moet berekenen.
  3. Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
  4. Vul de getallen op de goede plek in.
  5. Bereken je antwoord.
  6. Schrijf de eenheid op.

Slide 22 - Slide

Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.

Bereken het vermogen van de lamp.




  1. Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
  2. Schrijf op wat je moet berekenen.
  3. Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
  4. Vul de getallen op de goede plek in.
  5. Bereken je antwoord.
  6. Schrijf de eenheid op.

Slide 23 - Slide

Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.

Bereken het vermogen van de lamp.




  1. Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
  2. Schrijf op wat je moet berekenen.
  3. Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
  4. Vul de getallen op de goede plek in.
  5. Bereken je antwoord.
  6. Schrijf de eenheid op.

Slide 24 - Slide

Werken met formules
Opdracht 2
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 45 V en een stroomsterkte van 1,2 A.

Bereken het vermogen van de lamp.




Slide 25 - Slide

Werken met formules
Opdracht 3
Een stofzuiger wordt aangesloten op het stopcontact (.... V). Er loopt een stroom van 4 A door de stofzuiger.

Bereken het vermogen van de stofzuiger.




Slide 26 - Slide

Werken met formules
Opdracht 4
Een föhn wordt aangesloten op het stopcontact. Er loopt een stroom van 4400 mA door de föhn.

Bereken het vermogen van de föhn.




Slide 27 - Slide

Werken met formules
Opdracht 5
Een waterkoker staat 2 minuten aan en heeft een vermogen van 1200 W. 

Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.




Slide 28 - Slide

Werken met formules
Opdracht 6
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W. 

Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.




Slide 29 - Slide

Werken met formules
Opdracht 7
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W. De waterkoker wordt aangesloten op het stopcontact.

Bereken hoeveel stroom er door de waterkoker loopt.




Slide 30 - Slide

HW
De volgende les krijg je een SO over wat je vandaag geleerd hebt:
Leren: grootheden, eenheden en formules
Oefenen: oefenopdrachten op de classroom

Goed = alles goed
Voldoende = leer gedeelte alles goed en 75% van de vragen goed.
Onvoldoende = meer fouten

Slide 31 - Slide

Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd


Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Formule
P = U x I
E = P x t

Slide 32 - Slide