vermogen

VERMOGEN / POWER
1 / 34
next
Slide 1: Slide
InformaticaMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

VERMOGEN / POWER

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke informatie over elektriciteit kunnen jullie vinden op jullie apparaat?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Vermogen

Vermogen hangt af van 
spanning en stroomsterkte

Op ieder elektrisch apparaat staat het 
vermogen aangegeven op het typeplaatje.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

vermogen is...

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Hoe krachtig een spanningsbron is kan je meten.
Waarin meten we de spanning?
A
Watt
B
Serie
C
Volt
D
Ampere

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Een schakeling kan je uitleggen met een broodjesfabriek en rijdende auto's.

Wat stellen de rijdende auto's voor?
A
De spanning in Volt
B
De stroomsterkte in Ampere
C
Het vermogen in Watt
D
Serie of parallel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Teken twee lampjes in serie aangesloten op een batterij.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

vermogen meet je in...

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een lampje brandt op 5V, de stroomsterkte is 2A. Hoe groot is het vermogen?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

1 A = .... mA
A
10 mA
B
100 mA
C
1000 mA
D
10.000 mA

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

omrekenen van kW naar W
wat moet je dan doen?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

vermogen hangt af van
A
stoomsterkte
B
batterij
C
lampjes
D
spanning

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Vermogen Berekenen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Einde / Extra vragen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Noem vier soorten spanningsbronnen.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een gesloten en een open stroomkring?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

De schakeling hiernaast wordt gebruikt om drie lampjes te laten branden. Op een gegeven moment gaat er één van de lampjes stuk. Beschrijf wat er met de overige lampjes zal gebeuren.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

De schakeling hiernaast wordt gebruikt om drie lampjes te laten branden. Op een gegeven moment gaat er één van de lampjes stuk. Beschrijf wat er met de overige lampjes zal gebeuren.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Noem 3 onderdelen van deze stroomkring en beschrijf wat er gebeurt.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Het vermogen van een apparaat
Elk elektrisch apparaat heeft een typeplaatje. Hierop kun je zien hoeveel elektrische energie het per seconde verbruikt. Dit noem je het vermogen (P). Het vermogen meet je in de eenheid watt (W) of kilowatt (kW). 1 kW = 1000 W.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het vermogen berekenen

Om het vermogen te kunnen berekenen heb je twee andere grootheden nodig:

- Spanning (U) in Volt (V)

- Stroomsterkte (I) in Ampère (A)

Je kan het vermogen dan met de volgende formule berekenen:

Vermogen = Spanning x Stroomsterkte

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

-

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Het vermogen berekenen
Om het vermogen te kunnen berekenen heb je twee andere grootheden nodig:
- Spanning (U) in Volt (V)
- Stroomsterkte (I) in Ampère (A)
Je kan het vermogen dan met de volgende formule berekenen:

Vermogen = Spanning x Stroomsterkte

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat meet je met de meter hiernaast.
A
Elektrische spanning in Volts
B
Elektrische stroom in Ampère
C
Elektrisch vermogen in Ampère
D
Hoeveelheid energie in kWh

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Els doet een experiment en noteert I = 5 A. Wat noteert Els eigenlijk?
A
de spanning
B
de elektrische energie
C
de stroomsterkte
D
het vermogen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Een waterkoker is aangesloten op het lichtnet en er loopt 5 ampère door.
wat is het vermogen hiervan?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

een lamp heeft een vermogen van 60 W
hoe hoog is de stroomsterkte door de lamp?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Een fietslampje werkt op een spanning van 6 Volt en er loopt 0,3 ampère door de lamp.
Wat is het vermogen van het lampje?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Spanning
Stroom
Vermogen
Weerstand
Elektrische energie
Volt
Ampère
Ohm
kWh
Watt

Slide 33 - Drag question

Verbind de juiste eenheid met de juiste grootheid.
Elektrisch vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel energie een apparaat elke seconde gebruikt.
De eenheid van vermogen is Watt.  (net als meter de eenheid van lengte is)
Op de verpakking is de vermogen aangegeven, kijk maar naar het plaatje onderaan deze pagina

Eerder ging het over stroomsterkte en spanning. Met deze 2 getallen kan je het vermogen berekenen:
Vermogen = spanning x stroomsterkte 

Bijvoorbeeld:
Een lamp gebruikt 12 Volt en 0,22 Ampere. Dan is het vermogen:
12 x 0,22 = 2,64 Watt

Slide 34 - Slide

This item has no instructions