Bijvoeglijk nw + bijzond. gevallen

• Frans
• Enseignement Secondaire

Doelen

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.

Ik kan de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord toepassen.

Wat is het bijv. nw in het Nederlands?

Bijvoegelijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over personen of dingen, dus over een zelfstandig naamwoord

Regelmatige vormen bijv. nw

Regelmatige bijvoeglijk naamwoord

 

Vrouwlijke vorm: bijvoeglijk nw veranderen als je ze gebruikt om mensen of dingen te beschrijven 

Exemple:

       mon frère est petit 

       ma soeur est petite  

       Thierry est grand

       Tiara est grande

Als een mannelijk bijvoeglijk naamwoord al op een –e beëindigt, komt geen extra e.  

Exemple: c’est un train rouge

c’est une voiture rouge  

c’est un exercice difficile          c’est une fille difficile  

Pas op! Bij de meervoud krijgen ze een –s ( vorige les )  

Ex. : trois grands garçons.

De VORM van het bijv. naamwoord

Let op!

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e?

Dan krijg je geen extra e bij vrouwelijke woorden.

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s?

Dan krijg je geen extra s in het meervoud.

De VORM van het bijv. naamwoord

De VORM van het bijv. naamwoord

Van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig...

Uit je hoofd leren dus...

De VORM van het bijv. naamwoord

De VORM van het bijv. naamwoord

Wat is de plek van het bijv. nw?

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord er meestal achter.

Maar:

Rangtelwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord.

Ook de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan altijd vóór het zelfstandig naamwoord.

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord die er vóór komen. 

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?

1. achter het zelfstandig naamwoord
2. voor het zelfstandig naamwoord

Waar moet je op letten bij het bijvoegelijk naamwoord in het Frans?

1. plek
2. vorm
3. huh?
4. plek en vorm

Zet het bijv. nw op de jusite plek :
Mon frère a les .....cheveux.... [blonds]

1. voor
2. achter

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?

1. Je suis une fille hollandaise.
2. Ma mère adore les fleurs.
3. Demain, nous allons faire du shopping.
4. J'ai oublié mes livres.

Wat is het bijv. nw. in:
Mes voisins ont un grand jardin.

1. mes
2. voisins
3. un
4. grand

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
Je regarde une série formidable.

1. regarde
2. une
3. série
4. formidable

Bijvoeglijk naamwoord
J'ai les cheveux ....... .

1. griss
2. grise
3. gris
4. grises

Bijvoeglijk naamwoord
Ma copine a les yeux....... .

1. vert
2. verte
3. verts
4. bleus

Welke zin is juist?
(Kijk naar het onderwerp + bijv nw)

1. ils sont belle
2. ils sont beaux
3. ils sont belles
4. ils sont beau

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a deux ........ soeurs.

1. petite
2. petit
3. petites
4. petits

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma mère n'est pas ......... .

1. vieille
2. vieux
3. vieilles

Bijvoeglijk naamwoord
J'aime les voitures ....... .

1. rouges
2. bleu
3. sportifs
4. vieille

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a une ....... voiture

1. beau
2. belle
3. beaux
4. belles

Gebruik het juiste bijv. nw. :
Cédric a acheté des .......... horloges (v).

1. nouvelles
2. nouveau
3. nouveaux
4. nouvelle

Maak een goed bijvoeglijk naamwoord
Les messieurs sont ....... .

1. vieux
2. vieuxs
3. vieilles
4. vieille

Vul de juiste vormen van het bijv naamwoord in.
"Mon père a une ….. voiture …."

1. beau / italien
2. belle / italien
3. belle / italienne
4. beau / italienne

Kies het juiste bijv. nw:
Les acteurs sont...... (français)

1. français
2. française
3. françaiss
4. françaises

Kies het juiste bijv. nw:
Madame Legrand est......... (petit)

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Bijvoeglijk naamwoord
Mes parents sont ........

1. italien
2. italienne
3. italiens
4. italiennes

Vul de juiste vorm in van het bijv. nw:
Mes chaussures ne sont pas
aussi .......... (wit) qu'avant.

1. blanc
2. blancs
3. blanche
4. blanches

Welke van de rijtjes bevat slechts
vrouwelijke bijv. nw?

1. belle, bonne, grose, jeune, dangereuxe
2. bel, vieil, nouvel, grosse, dangereuse
3. vieille, jeune, vaste, grosse, chère,
4. Al het bovenstaande

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a deux ....... soeurs.

1. petite
2. petit
3. petites
4. petits

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Elles sont très ....... .

1. beaux
2. beau
3. belle
4. belles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

La ........ maison ........

1. vieille maison
2. vieux maison
3. maison vieille
4. maison vieilles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Nous achetons des ........ stylos (m) .........

1. nouvelle stylos
2. nouveaux stylos
3. stylos nouveaux
4. stylos nouvelles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Il a les ........ cheveux (m) ........

1. cheveux noir
2. cheveux noirs
3. noirs cheveux
4. noires cheveux

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

C'est une ........ chose ........

1. bonne chose
2. bon chose
3. bonnes chose
4. chose bonne

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Ce sont des ....... filles (v) .......

1. grandes filles
2. filles grandes
3. grands filles
4. grande filles

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte une robe bleue.
2. Elle porte une robe bleus.
3. Elle porte une robe bleu.
4. Elle porte une robe bleues.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte un jean noire.
2. Elle porte un jean noir.
3. Elle porte un jean noirs.
4. Elle porte un jean noires.

Wat is niet de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk?

1. Je suis une grande fan.
2. j' ai passé une bonne soirée.
3. c' est une petite chambre.
4. c'est ma meilleur amie.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte une bleue robe.
2. Elle porte une robe bleus.
3. Elle porte une robe bleues.
4. Elle porte une robe bleue.

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte des chaussures verts.
2. Elle porte des chaussures vert.
3. Elle porte des chaussures verte.
4. Elle porte des chaussures vertes.

Zet het bijv. nwd. in de juiste vorm en op de juiste plek:


C'est une (mooi/wit) _____________ maison ________________

1. beau maison blanc
2. belle maison blanche
3. belle maison blancs
4. blanche maison belle