Hoofdstuk 4 -5 woorden en spelling v1a

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je etui en je leerwerkboek;
• je laptop (log in in LessonUp).

Planning

• Wat weet je al (4.5 en 4.9)
• Vragen stellen hoofdstuk 4)
• Wat weet je al (5.5 en 5.9)
• Vragen stellen hoofdstuk 5
• Quizlet Live

Wat betekent: armlastig?

1. onbeschaafd
2. mogelijk
3. armoedig
4. hevige schrik

Onder het oog van de hele bevolking.
Wat betekent: onder het oog van?

1. terwijl (de hele bevolking) toekijkt
2. onderzocht en beoordeeld (door bevolking)
3. behorend bij (de bevolking)
4. voorstelling (voor de hele bevolking)

Maak een goede zin (betekenis duidelijk) met: kwellen.

De spelers hebben na het doelpunt .............................. (juichen).

1. gejuicht
2. gejuichd

Met dat doelpunt hebben we de wedstrijd .................... (winnen.

1. gewind
2. gewint
3. gewonnen

Wat is correct geschreven?

1. joghurt
2. yoghurt

Wat is correct geschreven?

1. symptoom
2. simptoom
3. symptoon
4. simptoon

Verkleinwoord van gum

1. gum'tje
2. gumetje
3. gummetje
4. gumpje

Verkleinwoord van koningin

1. koningintje
2. koninginnetje
3. koningin'etje
4. koninginetje

Vragen?

4.5 

woorden: betekenis en er een zin mee kunnen maken

4.9 

voltooid deelwoord

verkleinwoord

dictee

Hippocrates EVENWEL had een andere kijk op geneeskunde.
evenwel:

1. aangrijpend
2. naargelang
3. echter
4. belangrijk

Wat betekent ethiek?

1. wetenschap van ziekten
2. leer van goed en kwaad
3. samenleving
4. godsdienst

Maak een goede zin (betekenis duidelijk) met: van oudsher.

Wat is het tegenwoordig
deelwoord van lopen en fietsen?

Welk bn hoort hier?
Een ............ (riet) dak.

Welk bn hoort hier?
Een ............ (vergroten) foto.

Welk bn hoort hier?
Een ............ (kopen) taart.

Hij is ........ (slim) dan/als ik.

1. slimmer dan
2. slimmer als
3. slim dan
4. slim als

Hij is slimmer dan ik.

slimmer = vergrotende trap (vt)

want = niet gelijk of gelijkwaardig

dus = dan

Jij hebt de ........ (weinig) fouten gemaakt.

1. weinigste
2. minder
3. minste

Jij hebt de minste fouten gemaakt.

minste = overtreffende trap (ot)

want = dit overtreft al het andere

onregelmatig

goed - beter - best

veel - meer - meest

weinig - minder - minst

graag - liever - liefst

Hij is net zo ......... (groot) als/dan ik.

1. groter als
2. groter dan
3. groot als
4. groot dan

Hij is net zo groot als ik.

groot = stellende trap (st)

want = gelijk of gelijkwaardig

dus = als

Vragen?

5.5 

woorden: betekenis en er een zin mee kunnen maken

5.9 

tegenwoordig / onvoltooid deelwoord

bijvoeglijk naamwoord (vanaf werkwoorden)

trappen van vergelijking

dictee (vorige les: wedstrijdje)

Quizlet 4.5 woorden

quizlet.com

Woorden 5.5

Quizlet

quizlet.com

Afsluiting

Succes!