Economie

• Economie
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Economie

Nodig:

• * laptop
• * rekenmachine

Nettoloon = Brutoloon - Inhoudingen

Je brutoloon is €1.950. Er wordt €264 ingehouden. Wat is het nettoloon?

1. €1.686
2. €1.656
3. €1.586
4. €1.556

Waarom zou je een fiets verzekeren?

1. Omdat je dan altijd gratis nieuwe onderdelen krijgt.
2. Omdat je dan nooit meer zelf hoeft te fietsen.
3. Omdat de verzekering je fiets elke maand schoonmaakt.
4. Omdat je dan geld terugkrijgt als je fiets gestolen wordt of beschadigd raakt.

Hoe heet degene die een verzekering afsluit?

1. De premiebetaler
2. De verzekeringsadviseur
3. De verzekerde
4. De verzekeraar

Je krijgt €6 zakgeld per week.
Hoeveel is dit gemiddeld per maand?

1. €24
2. €25
3. €26
4. €27

Je verdient €637 per maand.
Hoeveel verdien je per week?

1. €135
2. €137
3. €145
4. €147

Percentage = aantal/bedrag : totaal x 100 %

Op een jas van €125 krijg je €30 korting.
Hoeveel % korting krijg je?

1. 24%
2. 25%
3. 26%
4. 27%

Je leent €750. Je betaalt €810 terug.

Hoeveel geld heb je meer betaald?

1. €50
2. €60
3. €70
4. €80

Wat krijg je als bewijs als je een verzekering hebt afgesloten?

1. Een polis
2. Een factuur
3. Een bonnetje
4. Een garantiebewijs

Bij die polis hoort een bijlage.

Hoe heet die bijlage?

1. Polisblad
2. Polisvoorwaarden
3. Bijsluiter
4. Premie-overzicht

Waar bestaat een maandtermijn uit?

1. Alleen administratiekosten
2. Boete en belasting
3. Belasting en rente
4. Aflossing en rente

Wat is géén soort uitgave?

1. Incidentele uitgaven
2. Huishoudelijke uitgaven
3. Vaste lasten
4. Spaargeld

Wat is géén inkomen?

1. Loon / Salaris
2. Winst
3. Budget
4. Uitkering

Je wilt graag een nieuwe game kopen. Wat is dit voor jou?

1. Een behoefte
2. Een vaste last
3. Een verplichting
4. Een uitgave

Hoe schrijf je het bedrag:
vierhonderd euro vijftig

1. €450
2. €405
3. €400,05
4. €400,50

Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Oud saldo = € 250
Ontvangsten = € 45
Uitgaven = €80

1. €215
2. €218
3. €221
4. €213

Als jij iets koopt in de winkel,
ben jij een ...

1. Producent
2. Handelaar
3. Consument
4. Verkoper

Gemiddelde = totaal : aantal
Je hebt deze cijfers gehaald voor economie:
8,3 – 7,2 – 7,1 – 6,6 – 6,1 – 5,2 – 4,3
Wat is jouw gemiddelde?

1. 6,3
2. 6,4
3. 6,5
4. 6,6

Je ruilt een game tegen Pokémon kaarten.
Wat voor een ruil is dit?

1. Indirecte ruil
2. Directe ruil

Je ruilt de game tegen geld.

Wat voor een ruil is dit?

1. Indirecte ruil
2. Directe ruil

Wat is géén basisbehoefte?

1. Brood
2. Schoenen
3. Huis
4. Fatbike