Quiz levensreddend handelen

Quiz deel B EHBO
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz deel B EHBO

Slide 1 - Slide

Bij flauwte is er sprake van:
A
kortdurend bewustzijnsverlies
B
langdurend bewustzijnsverlies

Slide 2 - Quiz

Hoe kun je een dreigende flauwte bij iemand herkennen?
A
gapen, vlekken zien, zweten, wordt bleek
B
druk, heen en weer lopen, zweten
C
gapen, zweten, veel plassen, dorst
D
druk, veel plassen, dorst, wordt bleek

Slide 3 - Quiz

Hoe constateer je een bewusteloosheid?
A
Het slachtoffer reageert niet op aanspreken.
B
Het slachtoffer reageert niet op aanschudden
C
Het slachtoffer zit onderuitgezakt/ scheef
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 4 - Quiz

Bij bewusteloosheid:
A
Is er sprake van diep bewustzijnsverlies
B
Reageert het slachtoffer op aanraken
C
Laat ik het slachtoffer op zijn rug liggen
D
Vallen de reflexen uit

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er bij verslikken?
A
Er komt voedsel in de luchtpijp
B
Er komt lucht in de slokdarm

Slide 6 - Quiz

Hoeveel keer moet je op iemands rug stoten bij een verslikking
A
3x
B
5x
C
Net zo lang totdat er eruit is
D
2x

Slide 7 - Quiz

Wat kan er gebeuren bij verslikking?
A
je kunt bewusteloos raken
B
je wordt wit/bleek in het gezicht
C
je ademhaling blijft gewoon doorgaan
D
de ademhaling kan soms helemaal stoppen

Slide 8 - Quiz

Wat doe je als eerste bij een ernstige verslikking?
A
Rautekgreep toepassen
B
vragen of het gaat?
C
Greep van Heimlich toepassen
D
112 bellen

Slide 9 - Quiz

Wat zie je bij verslikking?
A
slachtoffer hoest
B
slachtoffer grijpt naar de keel
C
slachtoffer stikt
D
slachtoffer wordt wit/bleek

Slide 10 - Quiz

Je legt iemand in de stabiele zijligging omdat..
A
Dat lekkerder ligt
B
Dit er voor zorgt dat de luchtwegen vrij zijn
C
Je zo letsel niet erger maakt
D
Je zo minder kou vat

Slide 11 - Quiz


Hoe leg je een slachtoffer in een stabiele zijligging?
A
op de buik met het hoofd naar links
B
op de rug, in een ontspannen houding
C
op de zij met het hoofd iets naar achteren gekanteld
D
op de zij met het hoofd naar beneden

Slide 12 - Quiz

Je legt iemand in de stabiele zijligging als..
A
Iemand zich niet lekker voelt
B
Iemand geen adem meer haalt
C
Iemand buiten bewustzijn is maar normaal ademhaalt
D
Iemand misselijk is

Slide 13 - Quiz

wat is reanimeren?
A
reanimeren = op het borstbeen duwen en adem inblazen
B
reanimeren = 112 bellen en de kleren losmaken
C
reanimeren = 112 bellen en adem inblazen
D
reanimeren = 112 bellen, kijken of het hart klopt en ademt

Slide 14 - Quiz

wat doe je als een slachtoffer op een gevaarlijke plek zit om te reanimeren?
A
doorgaan met reanimeren
B
slachtoffer naar een veiligere plek brengen
C
je loopt weg en wacht op de ambulance

Slide 15 - Quiz

Hoeveel borstcompressies moet je geven bij het reanimeren?
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 16 - Quiz

Wat is volgens het boekje de goede snelheid om te reanimeren?
A
60-80x per minuut
B
80-100x per minuut
C
100-120x per minuut
D
120-140x per minuut

Slide 17 - Quiz

Wanneer gebruik je een AED?
A
Flauwvallen
B
Hartstilstand
C
Verslikken
D
Verstikking

Slide 18 - Quiz

Waar staat AED voor?
A
Automatische Externe Defibrillator
B
Algemene Externe Defibrillator
C
Algemeen Exclusief DNA
D
Astma Epilepsie (syn)Droom

Slide 19 - Quiz

Wat doet een AED?
A
Hartslag meten
B
Beoordelen of het nodig is een schok te geven
C
Schok geven
D
Hartslag meten, beoordelen en schok geven

Slide 20 - Quiz

Hoe handel je bij een bloedneus?
A
Het hoofd naar achter, altijd snuiten en de neus 10 min dichtknijpen
B
Hoofd naar voor direct 112 bellen
C
Hoofd naar voor , 2 keer 5 min dichtknijpen, niet snuiten indien de neus waarschijnlijk gebroken is
D
Hoofd naar voor, 2 keer 5 min dichtknijpen, watten in de neus tegen bloeden.

Slide 21 - Quiz

Wat is er fout?
Als iemand een bloedneus heeft dan...
A
laat je hem zitten in schrijfhouding
B
knijp je zijn neus 10 minuten dicht onder het tussenschot
C
als het bloeden stopt laat je hem zachtjes snuiten
D
moet je hem eerst gerust stellen

Slide 22 - Quiz

Wat is geen zintuig?
A
Horen
B
Zien
C
Voelen
D
Praten

Slide 23 - Quiz

Een splinter verwijder je met een
A
naald
B
pincet

Slide 24 - Quiz

Sleep het/de  zintuig(en) naar het goede orgaan
Oor
Oog
Neus
Tong
Huid
Gehoor-zintuig
Warmte-zintuigen
Smaakzintuigen
Pijnzintuig
Koude-zintuigen
Gezichts-zintuigen
Tastzintuig
Reukzintuig

Slide 25 - Drag question

Einde 
Succes met de miniles! 

Slide 26 - Slide