This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen Grammatica?
Bespreken hulpboek blz. 24, opdr. 36-41.
Hoofdstuk 5: Mens & Epiloog
Slide 1 - Slide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open question
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 3 - Slide
ZEUS
Taalboek blz. 30
Hulpboek blz. 24, opdr. 36 t/m 40.
Slide 4 - Slide
Opdracht 36
Slide 5 - Slide
Opdracht 37a
a A Zeus heerst over 1 (‘hemel’, Ouranos)
B Poseidon heerst over 3 (zeeën, Okeanos)
C Hades heerst over 4 (onderwereld, Tartaros)
D Het voor alle goden gemeenschappelijke gebied is 2 (wereld, Gaia)
Slide 6 - Slide
Opdracht 37b
b Het is een mythisch wereld beeld omdat het de verklaring verbeeldt die de mythe over de verdeling van de wereld/macht tussen de verschillende goden weergeeft. / Afgebeeld is de aarde die drijft op het water, de onderwereld onder de aarde en de hemelkoepel die de aarde overspant. Het geeft de indeling van de kosmos weer zoals de mythe vertelt.
Slide 7 - Slide
Opdracht 38ab
a ev: r. 1 Ὁ Κρόνος (Kronos); r. 1 Ἡ Ῥέα (Rhea); r. 5 Ὁ Ζεύς (Zeus)
mv: r. 2-3 Αἱ κόραι (de meisjes); r. 3-4 οἱ νεανίσκοι (de jongens)
b ev: r. 6 (de troon); r. 10 τέκνον (kind); r. 11 τὸν στόμαχον (de maag/de buik)
mv: r. 6 en r.8 τὰ τέκνα (de kinderen)
Slide 8 - Slide
Opdracht 38c
Slide 9 - Slide
Opdracht 38d
Τὴν δὲ Ῥέαν is een accusativus en is lijdend voorwerp in de zin, geen onderwerp. In de vertaalde zin is Rhea onderwerp. Het woord ἡ λύπη is een nominativus en dus onderwerp in de zin. De juiste vertaling is: het verdriet/de pijn kwelt Rhea altijd.
Slide 10 - Slide
Opdracht 39
1 Alinea 1: a Zeus is het jongste kind van Kronos en Rhea.
2 Alinea 2: a Kronos eet zijn kinderen op, omdat hij hen niet kan doden: ze zijn immers goden.
3 Alinea 3: b Rhea brengt haar jongste kindje naar Kreta.
4 Alinea 4: b Rhea brengt een in een doek gewikkelde steen naar Kronos.
Slide 11 - Slide
Opdracht 40, 1-8
r.12 Altijd [1] kwelt het verdriet Rhea.
Ten slotte [2] bedenkt de godin een list.
Want in het geheim [3] baart zij het jongste kind en
[4] brengt haar zoon naar Kreta.
Daar [5] voeden de Nimfen de jongen in het geheim op / brengen groot.
Rhea [6] brengt in plaats van
[7] het kind een in doeken gewikkelde
[ 8 ] steen naar Kronos.
Slide 12 - Slide
Opdracht 40
De god [9] merkt
[10] de list niet op en slokt de steen op.
r.20 Later [11] overmeestert
[12] Zeus
[13] Kronos en hij dwingt
[14] hem om de broers en zussen
[15] uit te braken.
Dan heeft Zeus [16] de troon.
Slide 13 - Slide
Mens & Epiloog
Lees Taalboek blz. 32 t/m 35
Maak Hulpboek blz. 26, opdr. 43, 45, 46, 47
timer
15:00
Slide 14 - Slide
Opdracht 43
a α τέτταρας = vier
β (τὰ) σκέλη = benen
γ (τὰ) πρόσωπα = gezichten
δ δύο = twee
ε κεφαλὴν … μίαν = één hoofd
ζ (τὰ) ὦτα = oren
η τέτταρα = vier
b neuzen
Slide 15 - Slide
Opdracht 45
De goden zijn alwetend en alziend.
Slide 16 - Slide
Opdracht 46
Bijvoorbeeld: de mythe verklaart dat mannen op vrouwen vallen, mannen op mannen en vrouwen op vrouwen, dat mensen scheiden, dat je soms meteen een klik voelt met een ander,dat mensen alleen blijven zonder partner omdat ze hun wederhelft nog niet zijn tegengekomen.
Slide 17 - Slide
Opdracht 47
b Hett.
Slide 18 - Slide
Aan het werk.
Lees tekstboek, blz. 36-40
Maak hulpboek blz. 31-32, opdr. 1, 2, 4, 5.
Dit is ook huiswerk.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Open question
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 21 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 22 - Open question
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?