Het CE 2F: Examentips voor het maken van meerkeuzevragen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dus wat gaan we doen?
Examentips voor het maken van meerkeuzevragen

Zelfstandig aan de slag in Examensprint 
of
klassikaal oefenen met een leestekst.

Slide 2 - Slide

Blijf in vorm!

Slide 3 - Slide

Examentips: Tip 1
Oefen met meerkeuzevragen

Door te oefenen in  EXAMENSPRINT of in FACET (www. facet.nl) raak je bekend met de vraagstelling. Zo weet je hoe je de vragen moet aanpakken en krijg je meer vertrouwen voor het examen.

Slide 4 - Slide

Examentips: Tip 2
Lees de vragen heel goed

Meerkeuzevragen zijn vaak moeilijk door de manier waarop de vraag gesteld wordt. 
Zorg dat je de vraag helemaal begrijpt, voordat je gaat proberen hem te beantwoorden. Gebruik een woordenboek als er lastige woorden in de vraag staan.

Slide 5 - Slide

Examentips: Tip 3
Denk niet te moeilijk

Onthoud: de meerkeuzevragen op je examen zijn GEEN STRIKVRAGEN. Als je dit gevoel wel krijgt tijdens het beatwoorden van een vraag, denk je waarschijnlijk te moeilijk. Daarnaast is het zo dat het goede antwoord er altijd tussenstaat, kies dus het antwoord dat het beste lijkt te passen.

Slide 6 - Slide

Examentips: Tip 4
Bekijk alle antwoorden

Overweeg bij de meerkeuzevragen op je examen altijd ALLE antwoorden die er staan in plaats van het eerst antwoord te kiezen dat juist lijkt. Het komt namelijk vaak voor dat meerder antwoorden goede informatie bevatten, maar uiteindelijk is er maar één die antwoord geeft op de vraag.   

Slide 7 - Slide

Examentips: Tip 5a
Ga strategisch te werk

Bij het CE heb je vier antwoordopties. Twee zijn vaak onzin en twee zijn allebei goed, maar één antwoord sluit helemaal aan bij de vraag.

Slide 8 - Slide

Examentips: Tip 5b
Ga strategisch te werk

Als je echt het antwoord niet weet, blijf dan niet te lang hangen: geef hem in elk geval een 'vinkje'.
In de tweede ronde kun je de 'moeilijkere vragen' maken die je niet direct weet.
In de derde ronde beantwoord je de vragen waar je echt lang over moet nadenken.

Slide 9 - Slide

Examentips: Tip 6
Check of je alles hebt beantwoord

Controleer jezelf of je alle 'vinkjes' hebt weggewerkt. Als je het echt niet weet, dan moet je gokken. Je krijgt geen pinpunten als je verkeerd gokt.

Slide 10 - Slide

Examentips: Tip 7

Slide 11 - Slide

Examentips: Tip 8
Verander je antwoorden niet

In veruit de meeste gevallen is je eerste antwoord het juiste antwoord. Ga dus niet twijfelen als je de vragen nogmaals langsloopt.
Alleen als je een nieuw inzicht hebt gekregen (bijvoorbeeld de vraag is nu wel duidelijk of je begrijpt nu wel dat moeilijke woord), is het aan te raden je antwoord aan te passen.

Slide 12 - Slide

Oefenen met hulpmiddelen
Rechtsboven in het scherm kun je gebruik maken van hulpmiddelen
aantekeningen maken
tekst aanstrepen
luidsvolume instellen
tekst vergroten
Vragen aanvinken
Oefen ermee!

Slide 13 - Slide

Tip 4

Slide 14 - Slide

Keuze:
  • Klassikaal oefenen voor het CE 2F
  • Zelfstandig oefenen in Examensprint

Slide 15 - Slide

timer
7:00

Slide 16 - Slide

Wat zou de schrijver je volgens alinea 2 en 3 graag willen vertellen?
A
Dat de werkgever je in een soll.gesprek beter wil leren kennen.
B
Dat het vanzelf goed komt, als je maar jezelf bent tijdens het soll.gesprek.
C
Dat je volstrekt eerlijk en open moet zijn bij een soll.gesprek.

Slide 17 - Quiz

Als de schrijver je dat zou graag wil vertellen, waarom doet hij dat dan niet in alinea 3?
A
Omdat het niet past bij het tekstdoel en onderwerp.
B
Omdat hij dan geen eerlijke voorstelling van zaken zou geven.
C
Omdat werkgevers je juist wel willen leren kennen in een soll.gesprek.

Slide 18 - Quiz

Waarom is een sollicitatiegesprek zo belangrijk (alinea 4)?
A
Omdat de uitkomst van het gesprek grote gevolgen heeft.
B
Omdat het gesprek een momentopname is.
C
Omdat mensen er hun brood mee verdienen.

Slide 19 - Quiz

In alinea 5 en 6 vind je argumenten om extra goed voor de dag te komen in een sollicitatiegesprek.

Wat zijn de argumenten?
A
Het wordt van je verwacht.
B
Je bent het meest op je gemak als je jezelf bent.
C
Er is veel concurrentie.
D
Anderen zullen het ook doen.

Slide 20 - Quiz

Op welke vraag geven alinea's 7 en 8 antwoord?
A
Hoe?
B
Wanneer?
C
Wie?

Slide 21 - Quiz

Met welke mening is de schrijver het volgens alinea 8 en 9 eens?
A
Als je het soll.gesprek goed voorbereid, kun je de zenuwen de baas blijven.
B
Een soll.gesprek heeft iets van een theater; je moet je rol instuderen.
C
Voor een baan hoef je niet echte een goede match met je werkgever te hebben.

Slide 22 - Quiz

Wat moet je zeggen bij een vraag over ervaring, als je die niet hebt omdat je net klaar bent met het MBO.
A
"Ik heb geen ervaring, maar zo moeilijk kan het niet zijn."
B
"Ik heb geen ervaring, maar wel de juiste eigenschappen die ervoor nodig zijn."
C
"' Ik heb wel ervaring, want ik help wel eens mijn oom."'

Slide 23 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 24 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Door veel concurrentie is solliciteren heel ingewikkeld geworden.
B
Het is voldoende om tijdens een soll.gesprek gewoon jezelf te zijn.
C
Je zult niet makkelijk een baan vinden, als je geen reclame maakt voor jezelf.

Slide 25 - Quiz

Veel succes!

Slide 26 - Slide