4.8 Spelling les 2 1KGT

  • Werkboek en pen/potlood op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
  • Je zit op je vaste plek
4.8 Spelling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

  • Werkboek en pen/potlood op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
  • Je zit op je vaste plek
4.8 Spelling

Slide 1 - Slide

  • Hoofdstuk toets dinsdag 12 maart
      - lezen
      - woorden
      - grammatica
      - spelling
  • Inleveren fictie-opdacht 13 maart
Hoofdstuk 4

Slide 2 - Slide

  • Spelling meervoud -n of -s
  • Oefenen online Max Talent
4.8 Spelling
Vandaag

Slide 3 - Slide

4.8 Spelling
Leertekst: meervoud van zelfstandig naamwoorden 2 (blz.77)
Je hebt al geleerd dat je het meervoud kan maken door -en, -s of -’s achter het zelfstandig naamwoord te zetten: leeuwen, ouders, hobby’s. 

Maar er zijn nog meer manieren om het meervoud te maken.

  • Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee
    Deze woorden krijgen in het meervoud -ën: zee – zeeën; idee – ideeën

Slide 4 - Slide

4.8 Spelling
Leertekst :meervoud van zelfstandige naamwoorden 2 (blz.77)
  • Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
    Als de klemtoon op de laatste lettergreep met -ie ligt, schrijf je -ën achter het enkelvoud:
    melodie – melodieën       knie - knieën    epidemie  - epidemieën

   Als de klemtoon niet op de lettergreep met -ie ligt, schrijf je -n achter het
   enkelvoud, plus een trema (twee puntjes) op de e:
   provincie – provinciën      bacterie – bacteriën  olie  - oliën

Slide 5 - Slide

  • Maak opdracht 9, 10, 11 en 12 blz. 78-79
  • Klaar: werk aan Max Talent Online
4.8 spelling
Zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 6 - Slide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 9 (blz. 78)
a. slee  - sleeën
b. wee  - weeën
c. fee    - feeën
d. zee   - zeeën

Slide 7 - Slide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 10 (blz. 78)
therapie        - therapieën
industrie       - industrieën
genie             - genieën
bacterie        - bacteriën
epidemie      - epidemieën

Slide 8 - Slide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 11 (blz. 78)
evangelie       - evangeliën 
galerie            - galerieën
ceremonie     - ceremoniën
olie                  - oliën
economie      - economieën

Slide 9 - Slide

4.8 Spelling
Antwoorden opdracht 12 (blz. 78-79)
a. drieën
b. koloniën
c. kopieën
d. knieën
e. reeën
f. ideeën

Slide 10 - Slide

  • Werk aan Max Talent Online
  • klaar aan je fictie-opdracht
4.8 Spelling
Zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 11 - Slide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
't f s ch p X 


Slide 12 - Slide

  • Wat is 'hele werkwoord'?

  • Het infinitief. De basis van het werkwoord.
     Meestal zijn de laatste 2 letters 'en'.

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 13 - Slide

  • Wat is de stam van een werkwoord?

  • Dat is het hele werkwoord min en

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
  • werk      - renn      - spe    - zit      -  vrag    - blaz
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 14 - Slide

  • Wat is de ik-vorm (tt) van een werkwoord?

  • Dat is soms de stam, maar soms moet je ook wat aanpassen

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
  • werk      - renn      - spe    - zit      - vrag     - blaz
  • werk      - ren        - speel   - zit      - vraag   - blaas
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 15 - Slide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
  • Veel werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.
    We noemen dit zwakke werkwoorden of regelmatige werkwoorden.
  • Ze krijgen in de verleden tijd na de ik-vorm + te(n) of + de(n).
  • Wanneer je het woord hardop uitspreekt hoor je vaak of het +te(n) of +de(n) is.

  • fietste - rende - praatte - durfden - pakten - rustte - verfde - klopte - juichte

  • Maar het 't f s ch p X kan je helpen.......

Slide 16 - Slide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
hele werkwoord
stam
ik-vorm (tt)
vt enkelvoud
+ te of + de
vt meervoud
+ ten of +den
fietsen
fiets
fiets
fietste
fietsten
lachen
lach
lach
lachte
lachten
praten
prat
praat
praatte
praatten
tekenen
teken
teken
tekende
tekenden
leven
lev
leef
leefde
leefden
raden
rad
raad
raadde
raadden
!
!

Slide 17 - Slide

Voor de toets moet je vijf woordsoorten kennen
  • lidwoorden (lw)
  • zelfstandig naamwoorden (zn)
  • werkwoorden (ww)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • voorzetsel (vz)

  • Gebruik bij het oefenen je overzicht van woordsoorten!

4.8  Spelling
Woordsoorten oefenen met werkblad
timer
1:00

Slide 18 - Slide