4.3 Duurzaam consumeren 2020

4.3 Duur? Duurzaam!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BurgerschapsonderwijsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

4.3 Duur? Duurzaam!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wat verstaan wordt onder ‘duurzaam produceren’ en ‘duurzaam consumeren’ 
  • Je kan toelichten of en waarom jij wel/niet duurzaam consumeert

Slide 2 - Slide

Duurzaam?

Slide 3 - Mind map

Wat denk je dat duurzaam consumeren is?

Slide 4 - Open question

Milieu
klimaat
Natuur
Eerlijke handel
Dierwelzijn

Slide 5 - Slide

Aspecten van duurzaam consumeren.

  • Milieu - Kan het product zorgen voor belasting van het milieu?
  • Klimaat - Kan het product het klimaat beschadigen?
  • Natuur - Worden er natuurlijke bronnen gebruikt bij het maken van het product?
  • Eerlijke handel - Krijgen de arbeiders die het product maken een eerlijk loon?
  • Dierenwelzijn - Wordt er op dieren getest? Worden dieren die voor vleesproducten gefokt worden goed behandeld?

Slide 6 - Slide

milieu
Belastend voor het milieu?  
of minder bestrijdingsmiddelen of verpakkingsmateriaal


Slide 7 - Slide

Opwarming aarde door broeikas
gassen
Beter:
groene duurzame energie of minder brandstof
gebruiken
klimaat

Slide 8 - Slide

Natuur behouden
Voorkom uitputting natuur. Gebruik bijvoorbeeld  hout met duurzaam keurmerk

Slide 9 - Slide

eerlijke handel
geen uitbuiting en misbruik goedkope arbeidskrachten 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Dierenwelzijn



of
kiloknaller
fijn leven

Slide 12 - Slide

Je kiest ervoor te fietsen naar school in plaats van met de auto of scooter te gaan, met welk aspect van duurzaam consumeren heb je dan rekening gehouden?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Klimaat
B
Milieu
C
Dierenwelzijn
D
Natuur

Slide 13 - Quiz

Een supermarkt kiest ervoor alleen vleesproducten aan te bieden waarvan bewezen is dat de dieren goed behandeld zijn. Dit is een voorbeeld van..
A
Eerlijke handel
B
Milieu
C
Dierenwelzijn
D
Klimaat

Slide 14 - Quiz

Welke van de behandelde aspecten
vind jij het belangrijkst om op te letten bij het kopen van nieuwe dingen? 

En waarom?

Slide 15 - Slide

Opdrachten vorige week

4.1 en 4.2 afgerond? 
4.3 duur? duurzaam 1 t/m 3

Slide 16 - Slide

Vervolg 4.3 Les 2
na de meivakantie

Slide 17 - Slide

Duurzame levensstijl
Zuinig met energie, water en grondstoffen


Slide 18 - Slide

Recycle
Producten niet weggooien maar recyclen. Door bijvoorbeeld afval te scheiden.
Van oude producten worden dan nieuwe producten gemaakt en hoeven er niet opnieuw grondstoffen verkregen te worden.
Reduce
Het minder kopen van nieuwe producten en gebruik maken van producten/diensten.
Door bijvoorbeeld minder met de auto te rijden en vaker op de fiets te stappen verminder je al de uitstoot van uitlaatgassen die jij produceert.
Of door alleen producten te kopen die je echt nodig hebt en een zak chips niet koopt verminder je al de hoeveelheid afval die jij als persoon achterlaat.
Re-use
Een flesje water uit de supermarkt gooien de meeste mensen al weg nadat ze een keer water uit dit flesje hebben gedronken. Door deze meerdere keren te hervullen zorg je al voor minder consumptie van flesjes water.
Maar denk ook aan een dozen die je krijgt bij verschillende producten deze dozen kan je hergebruiken om bijvoorbeeld iets van te knutselen met je stageleerlingen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

re- use

Slide 21 - Slide

recycle

Slide 22 - Slide

Door te keizen voor duurzame producten verbeter je de wereld

Slide 23 - Slide

Duurzaam consumeren is duur
Opdracht 3

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdracht 3 t/m 7 
van dit hoofdstuk

Slide 26 - Slide

Wat is duurzaam produceren en duurzaam consumeren?
Geef je antwoord als volgt:
Duurzaam produceren =
Duurzaam consumeren =

Slide 27 - Open question

Feedback
  • Wat vinden jullie van deze manier van werken?
  • Wat vinden jullie van LessonUp?

Slide 28 - Slide