Toets Nieren en urinewegen

Leervragen nieren en urinewegen





1 / 32
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leervragen nieren en urinewegen





Slide 1 - Slide

Hoeveel voorurine produceren de nefronen gezamenlijk in 24 uur?
A
2 liter
B
60 liter
C
180 liter
D
1440 liter

Slide 2 - Quiz

Welk van onderstaande is een functie van de nieren?
A
Regulering van de zouthuishouding van het bloed
B
Beïnvloeding van het adrenalinegehalte van het bloed
C
Uitscheiding van glucose
D
Regeling van de insulineconcentratie van het bloed

Slide 3 - Quiz

Is dit de juiste volgorde van de onderdelen van de nefron?
Kapsel van Bowman - distale tumulus - verzamelbuis - proximale tumulus - lis van henle
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Beschrijf het proces van ultrafiltratie

Slide 5 - Open question

De nierschors bevindt zich aan de ......... van de nieren
A
binnenkant
B
buitenkant

Slide 6 - Quiz

Benoem de latijnse benaming voor blaasontsteking.

Slide 7 - Open question

Glucose, aminozuren en bepaalde eiwitten worden gereabsorbeerd uit de voorurine
A
Juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we de nierader en de nierslagader in de medische terminologie?

Slide 9 - Open question

Sleep de onderdelen naar het goede deel van de nier
(2pt. als alles goed)
Cortex
Medulla
Kapsel van bowman
glomerulus
Vas efferent
Vas afferent
Verzamelbuis
lis van Henle
Lichaampje van Malphigi

Slide 10 - Drag question

Een andere naam voor het nierbekken is:
A
Cortex
B
Medulla
C
Pyelum
D
Ureter

Slide 11 - Quiz

De bijnieren zijn ..............
A
endogene klieren
B
exogene klieren

Slide 12 - Quiz

ultrafiltratie wordt mogelijk gemaakt door een ........... bloeddruk in de nieren
A
relatief hoge
B
relatief lage

Slide 13 - Quiz

Ureum wordt uitgescheden door de nieren. Hoe ontstaat ureum?

Slide 14 - Open question

Wat betekent ADH (1 punt) en wat doet dit stofje? (1punt)

Slide 15 - Open question

Leg kort uit wat het RAAS systeem doet

Slide 16 - Open question

Zet in de goede volgorde.

1
2
3
5
4
6
7
Ertyhropoëteine
hypoxie
Nieren
Beenmerg
Erythrocyten
Toename Hb
Meer O2 in het bloed

Slide 17 - Drag question

1
2
3
4

5
6
7
Calix
A. Renalis
Cortex
Pyelum
Medulla
V. Renalis
Ureter

Slide 18 - Drag question

Welk van onderstaand is geen variant van een niersteen?
A
Calciumsteen
B
Barnsteen
C
Struvietsteen
D
Urinezuursteen

Slide 19 - Quiz

Zweten, braken en misselijkheid zijn symptomen van een niersteen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Nierstenen kleiner dan ... mm worden in 85 tot 95% binnen twee maanden vanzelf uitgeplast
A
0,5mm
B
1mm
C
5mm
D
10mm

Slide 21 - Quiz

Wanneer spreken we van chronisch nierfalen? (hoe lang is er dan minimaal sprake van nierfalen)

Slide 22 - Open question

Benoem drie vormen van acuut nierfalen.

Slide 23 - Open question

als nierfalen ontstaat als het gevolg van hartfalen is dit:
A
perenaal nierfalen
B
renaal nierfalen
C
postregaal nierfalen

Slide 24 - Quiz

Benoem minimaal 2 oorzaken van post renaal nierfalen

Slide 25 - Open question

bij nierfalen zien we onder andere een ........ van het ureumgehalte in het bloed
A
verhoging
B
verlaging

Slide 26 - Quiz

Benoem minimaal 5 symptomen als gevolg van ernstig nierfalen

Slide 27 - Open question

Benoem drie soorten niervervangende therapie

Slide 28 - Open question

als grotere nierstenen de urineleider blokkeren, ontstaat er.....
A
drang om te urineren
B
koliekpijn
C
hematurie

Slide 29 - Quiz

De urine wordt via de .......... vervoerd van de blaas naar buiten toe
A
Ureter
B
Urethra

Slide 30 - Quiz

Ik had mij goed voorbereid op deze toets (1 = nauwelijks of niet - 5 = top voorbereiding)
1
2
3
4
5

Slide 31 - Poll

De toets was voor jou:
Akkoord
Moeilijk
Mwah
Goed te doen
Makkelijk

Slide 32 - Poll