This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
5/8 ..... 2/3
A
<
B
>
C
=
Slide 1 - Quiz
5/24 ..... 7/36
A
<
B
>
C
=
Slide 2 - Quiz
2/3 deel van 12 =
Slide 3 - Open question
3/8 deel van 56 =
Slide 4 - Open question
Zet in volgorde van klein naar groot
3/4
4/5
5/7
7/9
7/10
Slide 5 - Drag question
Welk kledingstuk is het goedkoopst? -broek van € 32 met 3/4 deel korting? -trui van € 27 met 2/3 deel korting?
A
Broek
B
Trui
Slide 6 - Quiz
Bereken 5 - 1 1/4 - 2 1/5 (zet een spatie tussen de helen en de breuk)
Slide 7 - Open question
Bereken 1 1/2 + 2 1/3 + 3 1/4 = (zet een spatie tussen de helen en de breuk)
Slide 8 - Open question
Henk gaat de tuin omspitten. Op maandag doet hij 1/3 deel, op dinsdag 1/6 deel en op woensdag 1/4 deel. Welk deel van de tuin in omgespit?
Slide 9 - Open question
Een feestzaal is voor 1/3 deel gevuld. Nadat er 90 personen extra zijn binnengekomen is de zaal voor de helft vol. Bereken hoeveel personen er in de zaal kunnen.
Slide 10 - Open question
3 2/7 - 9/14 =
Slide 11 - Open question
5 x 2/3 x 1/2 =
A
1 4/6
B
10/6
C
1 2/3
D
10/30
Slide 12 - Quiz
3/8 : 2/3 =
Slide 13 - Open question
8 : 1 3/5 =
A
40/64
B
5/8
C
5/1
D
5
Slide 14 - Quiz
Anne krijgt 12 van de 32 stemmen. Welk deel heeft op Anne gestemd?
A
12/32
B
6/32
C
3/8
D
6/30
Slide 15 - Quiz
Schrijf als decimaal getal: 80 11/20
Slide 16 - Open question
Schrijf als breuk: 0,40
Slide 17 - Open question
Een munt is 0,0021m dik. Hoeveel meter dik is een stapel van 1000 munten?
Slide 18 - Open question
7,18 3,4 x ---------
A
21,72
B
24,412
C
24,72
D
21,412
Slide 19 - Quiz
Sara laat haar scooter repareren. De monteur heeft er 2,4 uur aan gewerkt. Uurloon is € 37,50. Hoeveel moet Sara betalen?
Slide 20 - Open question
12 1/2% van 4800 =
A
60
B
80
C
600
D
800
Slide 21 - Quiz
Wat is de verhouding van 18 en 28?
Slide 22 - Open question
Els heeft een NS-kortingskaart. Ze krijgt 40% korting op een kaartje. Ze koopt een kaartje met € 7,20 korting. Wat is de prijs zonder korting?