mavo 4 26 nov

Programm:
Schreiben
Hören 
Herzlichen Wilkommen 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programm:
Schreiben
Hören 
Herzlichen Wilkommen 

Slide 1 - Slide

Lernziel
je kunt de hoofdpunten en belangrijke details uit een reportage begrijpen. 
je kunt de kijk-luisterstrategie gebruiken om een reportage te begrijpen
je kunt een notitie schrijven   

Slide 2 - Slide

Bij de laatste schrijfopdracht 15 moet je een paar werkwoorden vervoegen. Dus daarom eerst nog een uitleg en oefening 

Slide 3 - Slide

zwakke werkwoorden Duits

Slide 4 - Slide

Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord

komen de uitgangen: 

                   (fe)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 5 - Slide

Voorbeeld:   machen  (= doen, maken)
(ik)                                                                                ich         mach            
(hij)                                                                              du          mach st                
(hij/zij/het)                                                        er/sie/es    mach           
(wij)                                                                              wir         mach en
(jullie)                                                                          ihr         mach t
(zij/u)                                                                      sie/Sie      mach en

Slide 6 - Slide

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak
ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.

In het Duits is dit
ge- + stam + -t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.

Slide 7 - Slide

Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 8 - Quiz

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie

Slide 9 - Quiz

Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 11 - Quiz

Bijzonderheden
stam eindigt op -d of -t      òf
stam eindigt op -m of -n na medeklinker:

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken!)

Slide 12 - Slide

Voorbeelden
reden (= praten)                          >              du  red est
                                                                             er   red et / sie red et
                                                                             ihr  red et
atmen (= ademen)                      >              du atm est
                                                                             er   atm et  / sie atm et
                                                                             ihr  atm et

Slide 13 - Slide

Probeer het nu zelf!
Vertaal 'jij rekent'
rechnen (= rekenen)
A
du rechnst
B
du rechnest
C
er rechnt
D
er rechnet

Slide 14 - Quiz

Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 15 - Slide

en nu 'jij danst'?

tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt

Slide 16 - Quiz

Tekstje mag de lessonup nu afsluiten

je pakt nu je werkboek en je maakt opdracht 15 Schreiben.   13 minuten 
stopwatch
00:00

Slide 17 - Slide

SEHEN & HÖREN
we gaan naar ons Arbeitsbuch Seite 59  

Slide 18 - Slide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open question