H1 Week 20

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

H1 Week 20

We gaan verder met 5.3 Lezen waar je opdrachten maakt over de tekstdoelen overtuigen en activeren, over betogende teksten en over concluderend tekstverbanden. 

Ook ga je weer aan de slag met Nieuwsbegrip.
Daarnaast lees je in je boek en lever je de eerste versie van je boekanalyse in.

Leerdoelen

- Je leert de tekstsoorten activeren en overtuigen herkennen.
- Je leert een betogende tekst herkennen.
- Je leert het concluderend tekstverband herkennen en de bijbehorende signaalwoorden.

Tekstdoelen

Overtuigen                                              Activeren

Tekstdoelen

Overtuigen                                              Activeren

Tekstdoelen

Overtuigen                                              Activeren

Welk tekstdoel is het belangrijkst bij een filmbespreking?

Overtuigen                                              Activeren

Een tekst heeft altijd maar één tekstdoel.

      Ja                                                                        Nee

Tekstdoelen

Overtuigen         de schrijver wil dat de lezer het met hem eens is

Bijvoorbeeld: een filmbespreking, een ingezonden brief in de krant

Activeren            de schrijver wil de lezer aansporen om iets te doen

Bijvoorbeeld: een advertentie, een reclamefolder

Een tekst die jou wil overtuigen of activeren heeft bijna altijd meer dan één tekstdoel. Maar er is er altijd één het belangrijkst.

Betogende tekst

In een betogende tekst of betoog geeft een schrijver zijn mening over een onderwerp. Hij verdedigt die mening met argumenten. Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.

Tekstverband

Het concluderend tekstverband komt vaak voor in betogende teksten.

Signaalwoorden die bij dit tekstverband

horen: dus, dan, ook, hieruit volgt,

de slotsom is, concluderend.

Anja heeft haar nagels gelakt. Ze is

dus helemaal klaar voor het slotfeest.

Wat voor soort verband geeft "dus" aan in:
Ik wil een hoog cijfer halen voor de toets, dus ik ga dit weekend heel goed leren.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. concluderend

Wat voor soort verband geeft "maar" aan in:
Ik vind alle sport leuk, maar ik vind niet alle sporten leuk om te kijken op tv.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. concluderend

Wat voor soort verband geeft "voordat" aan in:
Voordat ik naar school ga poets ik mijn tanden. Daarna trek ik mijn jas aan.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. concluderend

Wat voor soort verband geeft "hieruit volgt" aan in:
Leerlingen die hun huiswerk maken halen hogere cijfers. Hieruit volgt dat het belangrijk is om je huiswerk te maken.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. concluderend

Weektaak

Talent 5.3

• maken opdrachten

Nieuwsbegrip AT en WS

Boekanalyse maken

• Gebruik hierbij het formulier van de boekanalyse

Woensdag: herkansing Vlekkeloos Nederlands