Signaal- en verwijswoorden

Tekstverbanden en  signaalwoorden
Leesvaardig
weel 38 les 1 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Tekstverbanden en  signaalwoorden
Leesvaardig
weel 38 les 1 

Slide 1 - Slide

Nederlands tot nu toe: 
  • Kiezen leesboek (ten behoeve van eindopdracht). 
  • Woordraadstrategieën  
  • De termen : onderwerp, titel, hoofdgedachte, alinea's, kernzin, deelonderwerp en tussenkopje 
  • Signaalwoorden en tekstverbanden 



Slide 2 - Slide

Programma deze les

  • Theorie signaalwoorden en tekstverbanden (deel 2) 
  • Oefening signaalwoorden/tekstverbanden
  • Klassikaal bespreken
  • Tijd over? Werken aan opdrachten

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken.
Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’s. Ze geven de lezer een ‘signaal’ (een teken), bijvoorbeeld: en, maar, toen, want, tenzij, zo, ten slotte. 

(Zie filmpje 'Nieuw Nederlands')

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Voorbeelden soorten signaalwoorden: 
Soort verband
Signaalwoorden
doel/middel verband
aan de hand van, door middel van, opdat, zodat, etc.   
oorzakelijk verband
daardoor, dankzij, dat komt door, vanwege, waardoor, etc. 
redengevend verband
want, omdat, daarom, om deze reden, dus, etc. 
samenvattend verband
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat, etc. 
vergelijkend verband
evenals, in vergelijking met, net als, zoals, etc.  

Slide 6 - Slide

2 opdrachten: 
  • 15 minuten
  • Klaar? Steek je vinger op.

    Opdracht 1: 
- Noteer vier verschillende signaalwoorden met het bijbehorende verband. 
- Maak vier zinnen. In elke zin moet een ander signaalwoord én verband zitten. 
- Leg per zin uit om wat voor soort verband het gaat. 
   
    Opdracht 2:

Vul het schema in: welke signaalwoorden horen bij welk tekstverband?
Hoe op te schrijven
a. Signaalwoord
b. Verband.
c. Voorbeeldzin. 
d. Uitleg verband in zin. 
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
a. Signaalwoord: want.
b. Verband: redengevend.
c. Zin: Ik ga niet naar school want ik ben ziek. 
d. Uitleg: Er is hier sprake van een redengevend verband omdat er een reden wordt gegeven waarom ik niet naar school ga. 

Slide 8 - Slide

Klaar? Werken aan opdrachten week 38
Maken:
Cursus 1 'meer dan lezen':
Par. 3: opdr. 1 t/m 5

Slide 9 - Slide

Volgende les
  • Schema signaalwoorden + tekstverbanden.

  • Gezamenlijk een leestekst oefenen. 

Slide 10 - Slide

Workshop Nederlands
Deze workshop:
  • Eerste 10 minuten werken in stilte
  • lezen in je leesboek
  • Werken aan opdrachten leerpad week 38
  • maken oefentekst 
timer
10:00

Slide 11 - Slide