Les 2 23-11 1A/B

Le ________________________
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Le ________________________

Slide 1 - Slide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2.Prononciation/Parler apprendre 9
3. Zelfstandig werken vlog/ aftekenen
4. Apprendre 9 quizlet live
5. Doelen van de les behaald? 

Slide 2 - Slide

1. Les buts du cours
Kennis: 
-Je hebt een paar zinnen van apprendre 9 geleerd. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan je rooster beschrijven.
-Je kan zeggen of je een schoolvak leuk vindt of niet. 

Slide 3 - Slide

2. Prononciation/Parler

Prends ton livre à la page 109, lis à voix haute  apprendre 9 avec la prof. 
Neem 2 minuten om met je buurman/buurvrouw te praten.
                               Welke woorden ken je al? Onderstreep ze. 

Slide 4 - Slide

3. Zelfstandig werken: Vlog
1. Zeg hallo en vertel wie je bent: hoe je heet, hoe oud je bent en waar je woont.
2. Vertel in welke school en welke klas je zit en wat je van je rooster vindt.
3. Beschrijf minimaal 2 schooldagen.
 Geef veel details, bijvoorbeeld welke docent de les geeft, hoe laat je de les krijgt…
4. Vertel welke schoolvakken je leuk vindt en niet leuk vindt. Gebruik daarvoor de werkwoorden adorer/préférer/aimer of détester.
5. Sluit je vlog af.


Slide 5 - Slide

4. Quizlet: apprendre 9 p. 109
Prends ton téléphone et va sur Quizlet live.
Utilise ton vrai prénom!


Bonne chance! :)

Slide 6 - Slide

Les buts du cours
Kennis: 
-Je hebt een paar zinnen van apprendre 9 geleerd. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan je rooster beschrijven.
-Je kan zeggen of je een schoolvak leuk vindt of niet.

Slide 7 - Slide

5. Wat heb je tijdens de les geleerd?

Slide 8 - Open question

2b. Grammaire II: uitleg
Aimer: Houden van
Adorer: Dol op zijn
Préférer: Liever hebben
Détester: Een hekel hebben aan

Als je een van deze 4 werkwoorden gebruikt, dan moet je altijd le, la, l' of les gebruiken. Bijvoorbeeld: J'aime la pizza

Slide 9 - Slide

2b. Grammaire I
-De ER- werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op ER.
Bijvoorbeeld: regarder, écouter, aimer, manger...

-Alle regelmatige ER-werkwoorden bestaan uit een stam (infinitief min -ER) + uitgang. 
Bijvoorbeeld: Danser - er = dans+ uitgang...



Slide 10 - Slide

2c. Grammaire I: Danser
Haal eerst -ER van het werkwoord. Danser: dans (dit is de stam) 
              Je danse                        Ik dans
              Tu danses                     Jij danst
               Il/ elle/ on danse        Hij/ zij/ men danst of wij dansen
               Nous dansons            Wij dansen
               Vous dansez               Jullie dansen/ u danst
               Ils/ elles dansent       Zij dansen (m/v)

Slide 11 - Slide