H4.3 Schakelingen

H4.3 Schakelingen
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4.3 Schakelingen

Slide 1 - Slide

Elektriciteit
Om een schakeling te tekenen moet je een aantal symbolen kennen


Slide 2 - Slide

Schakelingen tekenen

Slide 3 - Slide

Schakelschema
Het schakelschema
Een tekening van een schakeling, noem je een schakelschema. 

Bij het tekenen van een schakelschema gebruik je symbolen. 

Er zijn symbolen voor een batterij, een schakelaar en een lamp. 


Slide 4 - Slide

Als je schakelingen gaat tekenen, moet je de symbolen weten. 



Slide 5 - Slide

Schakelschema
Schakeling: 
  • Elektrische onderdelen die met elkaar verbonden zijn. 

Schakelschema:
  • Eenvoudige tekening van een schakeling

Slide 6 - Slide

Schakelingen
Als je deze symbolen gebruikt kun je een schakelschema tekenen. 

Hierin geef je schematisch aan hoe een schakeling er uit ziet. 

Slide 7 - Slide

Schakeling met 
1 lampje
Nu gaan we de spanning meten. Bouw de schakeling zoals op de tekening. 

De voltmeter staat parallel geschakeld met het lampje.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wanneer we een schakeling
tekenen doen we dat zo:
hoe noem je dit?
A
Schakelafbeelding
B
Schakeltekening
C
Schakeldiagram
D
Schakelschema

Slide 15 - Quiz

Hoe noemen we een overzichtelijke tekening van een schakeling?
A
Parallelschakeling
B
Schakelaar
C
Schakelschema
D
Serieschakeling

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je een tekening van een schakeling?
A
Een wisselschakeling
B
Een stroomkring
C
Een symbool
D
Een schakelschema

Slide 17 - Quiz

Om schakelingen te verduidelijken worden er overzichtelijke tekeningen gemaakt. Hoe noem je zo'n overzichtelijke tekening?
A
serieschema
B
parallelschema
C
schakelschema
D
schakelaar

Slide 18 - Quiz

Is dit een parallelschakeling of een serieschakeling?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 19 - Quiz

Dit is een serieschakeling
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Welke bewering over serieschakelingen is waar?
In een serieschakeling:
A
blijven de lampjes branden als er één kapotgaat
B
is de stroomsterkte overal even groot
C
komen vertakkingen voor
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen

Slide 21 - Quiz

Welke uitspraak over parallelschakelingen is waar? In een parallelschakeling:
A
Branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit.
B
Is de stroomsterkte altijd overal even groot.
C
Komen geen vertakkingen voor.
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen.

Slide 22 - Quiz

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 23 - Quiz

In een serieschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk

Slide 24 - Quiz

Is dit een parallelschakeling of een serieschakeling?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 25 - Quiz

Dit is een serieschakeling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Bij een serieschakeling
wordt:
A
De stroom verdeeld en de spanning blijft gelijk
B
De stroom en de spanning worden verdeeld
C
De spanning verdeeld en de stroom blijft gelijk
D
De stroom en de spanning zijn overal gelijk

Slide 27 - Quiz

Bij een parallelschakeling
wordt:
A
De stroom verdeeld en de spanning blijft gelijk
B
De stroom en de spanning worden verdeeld
C
De spanning verdeeld en de stroom blijft gelijk
D
De stroom en de spanning zijn overal gelijk

Slide 28 - Quiz

Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 29 - Quiz


Is dit een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 30 - Quiz