Lezen 3.3 - betogen en argumenten - les 1

Hoofdstuk 3.3 Lezen
Je weet:

> wat een betogende tekst is
> wat argumenten zijn
> wat kritisch lezen is
> wat het tekstverband oorzaak-gevolg is
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3.3 Lezen
Je weet:

> wat een betogende tekst is
> wat argumenten zijn
> wat kritisch lezen is
> wat het tekstverband oorzaak-gevolg is

Slide 1 - Slide

Wat is betogen?
(to plea)

Slide 2 - Mind map

Betogen vraagt om een beetje lef !

Slide 3 - Slide

Zelf proberen
Stelling

De meivakantie moet drie in plaats van twee weken duren.
Allen noteren: Eens of oneens? Waarom? (1 minuut)

Twee sprekers betogen (1 minuut per betoog)
Noteer de argumenten !

timer
1:00

Slide 4 - Slide

Betogende tekst (soms activerend)

Slide 5 - Slide

Opbouw van een betoog
De meeste betogen hebben een driedeling!

Inleiding: onderwerp noemen en mening geven
Middenstuk: argumenten uitwerken
Slot: conclusie trekken of samenvatten

Slide 6 - Slide

Een betoog (a plea) is:
A
subjectief
B
objectief

Slide 7 - Quiz

Hoe zat het ook alweer
Een betoog:

Wat is daarvan het tekstdoel?
Wat is de tekstsoort?


Slide 8 - Slide

Noem een voorbeeld
van een betogende tekst
(tekstvormen)

Slide 9 - Mind map

Bij welk tekstdoel hoort een column?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Inleiding
Middenstuk
Slot
Onderwerp noemen
Samenvatting
Argumenten
Conclusie
Standpunt/mening

Slide 11 - Drag question

Objectief vs subjectief
Verschil tussen feit en een mening​:


Feit = objectief, er zit geen mening in​
Mening = subjectief, er zit wel een mening in




Slide 12 - Slide

Argumenten
Je gebruikt in een een betoog
objectieve en subjectieve argumenten.

Pak je lijstje met de argumenten van de twee betogers erbij.

Welke argumenten waren een feit, welke een mening?
Wat vind je sterker? Objectief of subjectief?



Slide 13 - Slide

Subjctief/objectief

Zwolle is een culinaire stad, je kent overal lekker eten.
Zwolle is een culinaire stad, er zijn meer dan 30 restaurantjes.

Mening? Feit?

Culinair = veel aandacht voor dineren, lekker eten

Slide 14 - Slide

Subjectief en objectief

Slide 15 - Slide

Rosa Overbeek heeft een prachtig kapsel.
Volgens deskundigen gaat het slecht met het damhert. 
Meester Bram vindt Johanna een slimme leerling. 
Turkije verbiedt roken in het openbaar. 
Het is een schande dat Trump niet erkent dat Biden de verkiezingen heeft gewonnen. 
Nederland telt nu 24 nieuwe corona-teststraten. 
Subjectief
Objectief

Slide 16 - Drag question

Is een filmrecensie (film review) subjectief of objectief?
A
subjectief
B
objectief

Slide 17 - Quiz

Een nieuwsbericht
(news item) is meestal:
A
objectief
B
niet objectief

Slide 18 - Quiz

Een betoog is dus:
A
subjectief
B
objectief

Slide 19 - Quiz

Tekstverbanden bij een betoog
Opsommend verband

Voorbeeld: Boeken lezen is heel erg belangrijk. Ten eerste het is het gezond voor het brein. Daarnaast verbreed je je woordenschat. Tot slot verreik je je inlevingsvermogen.

Allereest, om te beginnen, ook, en


Slide 20 - Slide

Tekstverbanden bij een betoog
Concluderend

Voorbeeld: Het is dus duidelijk dat het lezen van 235 boeken per jaar verplicht moet worden gesteld op de middelbare school.

dan ook, concluderend, hieruit volg

Slide 21 - Slide

Tekstverbanden bij een betoog
Samenvattend

Voorbeeld: Al met al  is  het lezen van boeken erg belangrijk voor het ontwikkelen voor meerdere vaardigheden (skills).

kortom, om kort te gaan, samenvattend

Slide 22 - Slide

Ik weet wat hoe je betogende tekst herkent.
Ik weet welke argumenten er zijn.

😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Kritisch lezen
Als je een tekst kritisch leest, stel je jezelf vragen als: is de schrijver deskundig? Is de informatie betrouwbaar?

In een betoog zijn het vooral de argumenten die je kritisch leest. 
Bij een feit als argument: Is dit waar? Is dit onderzocht?
Bij een mening als argument: Vind ik dit ook?

Slide 24 - Slide

Betoog
A
Verkennend
B
zoekend
C
studerend
D
kritisch

Slide 25 - Quiz

Tekstverbanden
Oorzaak en gevolg
Voorbeeld: Doordat de trein vertraging had, kwam ik veel te laat op het feest. 
Oorzaak: de trein had vertraging
Gevolg: ik kwam veel te laat op het feest

Slide 26 - Slide

Belangrijke signaalwoorden
doordat
zodat
daardoor
waardoor
met als gevolg

Slide 27 - Slide

Betogende tekst

Slide 28 - Mind map

Wat weet je nog van signaalwoorden?

Slide 29 - Mind map

Betoog
A
Verkennend
B
zoekend
C
studerend
D
kritisch

Slide 30 - Quiz

Meningen zijn...
A
objectief
B
subjectief

Slide 31 - Quiz

Bedenk een argument voor de stelling: roken in het openbaar moet verboden worden.

Slide 32 - Open question