Le corps humain

La santé (chapitre 2)
1 / 15
next
Slide 1: Mind map
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

La santé (chapitre 2)

Slide 1 - Mind map

Vocabulaire

1. Ten eerste ga ik het kledingstuk passen.

2. Vervolgens slaap ik slecht en voel ik me niet goed.

3. In de zomer ga ik zwemmen en springen met mijn vriendin en mijn broer.

4. Gisteren heb ik honger gehad en had ik zin in het vlees.


Slide 2 - Slide

Grandes Lignes page 28 du livre de textes

1. Qu'est- ce que Luc organise?

2. Quel jour, quelle date et à quelle heure?

3. Qu'est- ce que Mathis écrit?

4. Qu'est- ce que Luc répond?


Slide 3 - Slide

De zin: ''Je ne peux pas venir au cours de secourisme demain.''
Wat zou het woordje peux kunnen betekenen?

Slide 4 - Open question

Peux komt van het werkwoord pouvoir. Dit betekent kunnen, mogen.

Présent

Je peux- ik kan/mag

Tu peux- jij kunt/ mag

Il/ elle/ on peut- hij/ zij/ men kan/ mag

Nous pouvons- wij kunnen/ mogen

Vous pouvez- jullie kunnen/ mogen - u kunt/ mag

Ils/ elles peuvent- zij kunnen/ mogen

Slide 5 - Slide

Par exemple:

Je peux aller aux toilettes?

Vous pouvez ouvrir la porte?

Tu peux faire de la danse.



Slide 6 - Slide

Het werkwoord pouvoir in de passé composé

Passé composé

J'ai pu- ik heb gekund/ gemogen

Tu as pu- jij hebt gekund/ gemogen

Il/ elle/ on a pu- hij/ zij/ men heeft gekund/ gemogen

Nous avons pu- wij hebben gekund/ gemogen

Vous avez pu- jullie hebben gekund- u heeft gekund/ gemogen

Ils/ elles ont pu- zij hebben gekund/ gemogen

Slide 7 - Slide

1. Les cheveux- het haar

2. L'oeil- het oog

3. Le nez- de neus

4. La bouche- de mond

5. La tête- het hoofd

6. L'oreille- het oor

7. Le cou- de nek



8. Le bras- de arm

9. La main- de hand

10. Le doigt- de vinger

11. Le ventre- de buik

12. La jambe- het been

13. Le genou- de knie

14. Le pied- de voet

timer
3:00
Leer zoveel mogelijk woorden uit je hoofd in drie minuten.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 1)
A
Le bras
B
La tête
C
Le pied
D
Les cheveux

Slide 10 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 11)
A
Le bras
B
La main
C
Le ventre
D
L'oreille

Slide 11 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 13)
A
La jambe
B
Le genou
C
Le pied
D
Le cou

Slide 12 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 3)
A
L'oeil
B
La bouche
C
Le nez
D
La tête

Slide 13 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 8)
A
Le bras
B
La main
C
La jambe
D
Le doigt

Slide 14 - Quiz

Iedereen gaat staan in een kring

Slide 15 - Slide