Taalcompleet B1 Thema 5 herhaling grammatica

Thema 5
Taalcompleet B1 deel 1
Herhaling grammatica
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Thema 5
Taalcompleet B1 deel 1
Herhaling grammatica

Slide 1 - Slide

5.2 Lidwoorden
Met of zonder lidwoord?
Boek p. 214-215.

Slide 2 - Slide

Zij werkt voor ... gemeente ... Delft.
A
de gemeente de Delft
B
gemeente de Delft
C
de gemeente Delft
D
gemeente Delft

Slide 3 - Quiz

Hij heeft in ... vakantie een baantje
als ... postbode
A
in de vakantie als een postbode
B
in vakantie als de postbode
C
in de vakantie als postbode
D
in vakantie als een postbode

Slide 4 - Quiz

Wij kopen op ... vakantie
graag ... kleding
in ... lokale winkel.
A
op vakantie kleding in een winkel
B
op een vakantie de kleding in de winkel
C
op de vakantie kleding in winkel
D
op vakantie een kleding in een winkel

Slide 5 - Quiz

We zijn in ... februari getrouwd,
maar we gaan pas in ... zomer
op huwelijksreis.
A
in de februari in de zomer
B
in februari in de zomer
C
in februari in zomer
D
in februari in een zomer

Slide 6 - Quiz

Ik ga met ... auto van mijn man
naar ... school.
A
met een auto naar de school
B
met de auto naar school
C
met auto naar school
D
met de auto naar de school

Slide 7 - Quiz

Wij eten op ... donderdag
altijd ... aardappelen.
A
op donderdag aardappelen
B
op de donderdag de aardappelen
C
op een donderdag een aardappelen
D
op donderdag de aardappelen

Slide 8 - Quiz

5.4 Bijzinnen met 'dat'
Boek p. 225: 
groene kader
+ opdracht 62

Slide 9 - Slide

Combineer de zinnen.
Voorbeeld:
Het wordt zondag mooi weer. Ik geloof dat. 
= Ik geloof dat het zondag mooi weer wordt. 

Slide 10 - Slide

De docent is aardig. Wij vinden dat.

Slide 11 - Open question

De toekomst wordt beter.
Zij gelooft dat.

Slide 12 - Open question

Hij kan goed zingen. Hij zegt dat.

Slide 13 - Open question

Het regent in Nederland vaak.
Ik vind dat.

Slide 14 - Open question

Ik ben mijn sleutel kwijt.
Ik denk dat.

Slide 15 - Open question

5.4 Verleden tijd
Boek:
theorie p. 229 
herhaal opdracht 74, 75 en 76
+ ELO

Slide 16 - Slide

De verleden tijd van
ETEN

A
aten
B
eetten

Slide 17 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
STAAN
A
Ik stondde
B
Ik staade
C
Wij stond
D
Ik stond

Slide 18 - Quiz

(vallen - verleden tijd)
Hij ... van de trap.
A
is gevallen
B
is gevald
C
valde
D
viel

Slide 19 - Quiz

(spreken - verleden tijd)
Ik ... de taal nog niet
toen ik naar Nederland verhuisde.

Slide 20 - Open question

(verliezen - verleden tijd)
Ik ... bijna mijn evenwicht.

Slide 21 - Open question

(doen - verleden tijd)
Hij ... gisteren erg vreemd tegen mij.

Slide 22 - Open question

5.5 Scheidbare werkwoorden
Boek p. 238 - 239.

Slide 23 - Slide

Schrijf de hele zin. 
Voorbeeld:
Ik (opbellen, tegenwoordige tijd) mijn docent. 
= Ik bel mijn docent op.

Slide 24 - Slide

Wij (uitnodigen, tegenwoordige tijd) onze vrienden.

Slide 25 - Open question

Zij (opruimen, voltooide tijd) haar kamer.

Slide 26 - Open question

Ik (gaan ophalen) mijn vriend op Schiphol Airport.

Slide 27 - Open question

Mijn vader (klaarmaken, verleden tijd) het eten.

Slide 28 - Open question

Ik (proberen uitgeven) niet te veel geld.

Slide 29 - Open question

5.6 Vaste voorzetsels
Combineer de woorden met de voorzetsels. 
Boek p. 244

Slide 30 - Slide

verantwoordelijk
behoefte
trots
controle
een probleem
vertrouwen
Combineer de woorden met het voorzetsel.
aan
op
met
voor
in
over

Slide 31 - Drag question

benieuwd
bang
afhankelijk
het druk hebben
een abonnement
toekomen
Combineer de woorden met het voorzetsel.
voor
van
op
naar
met
aan

Slide 32 - Drag question

5.8 ELO: woorden leren 
Woorden die van een werkwoord komen, bijvoorbeeld:
veranderen - de verandering 

Slide 33 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord van "betalen"?

Slide 34 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord van "combineren"?

Slide 35 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord van "twijfelen"?

Slide 36 - Open question

Vaste woordcombinaties
5.8 ELO

Slide 37 - Slide

Zij wil op het werk al haar taken nauwkeurig ...
A
uitvoeren
B
doen
C
maken
D
nemen

Slide 38 - Quiz

Wij willen niet in de problemen ...
met de politie.
A
doen
B
komen
C
zijn
D
hebben

Slide 39 - Quiz

Je moet nu een keuze ...
A
maken
B
doen
C
nemen
D
geven

Slide 40 - Quiz

Ben je klaar voor de toets
van thema 5?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll