Samenvatting CP 3

Hoofdstuk 9 SPAREN OF LENEN (herhaling)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MarketingTertiary Education

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 9 SPAREN OF LENEN (herhaling)

Slide 1 - Slide

Wat is sparen?
Het opzij leggen van inkomen.

Slide 2 - Slide

Waarom sparen mensen?
1. Om er later iets mee te kopen
2. Uit voorzorg, als er iets onverwacht gebeurt
3. Om rente te ontvangen

Slide 3 - Slide

Aan wat moet je opletten tijdens het sparen?
1. Het rentepercentage
2. De looptijd
3. De opnamekosten

Slide 4 - Slide

Financiële Instellingen
1. Wat zijn banken?
Een soort doorgeefluik van geld. 

2. Wat betekend dit?
Ze ontvangen spaargeld van spaarders en geven het geld door aan consumenten en producenten die geld willen lenen.

Slide 5 - Slide

Berekening 
€ 100
     €10(100/100% x 10%) +      1ste jaar
€ 110
    €11 (€110/100% x10%)+       2de jaar
€  121
€    12.10 (€121/100% x 10%)+ 3de jaar
€ 133.10
€  13.31 (€133.10/100%x10%)+4de jaar
€ 146.41 (C)


Slide 6 - Slide

Geld lenen?

Je ontvangt nu een som (suma) geld en betaalt later in termijnen (per maand).

Waaruit bestaat een termijn?
Uit rente en aflossing (terugbetalen van de lening)



Slide 7 - Slide

Rentekosten
Hangen af van het rentepercentage dat de bank vraagt, maar ook van de looptijd en hoe hoog het bedrag is dat je leent.

Zorg dat de lening of termijnbedrag in je begroting past. Kan je dieper in schulden raken. 



Slide 8 - Slide

Soorten leningen
  • Doorlopend Krediet
  • Persoonlijke lening 
  • Kopen op afbetaling
  • Huurkoop
  • Lease

Slide 9 - Slide

Kopen op afbetaling

  • Hierbij je betaal een aankoop in termijnen en wordt meteen eigenaar.

Bv: Crown, AMC Unicon, Dial to Own (Aruba)

Slide 10 - Slide

Kopen bij huurkoop
  • Betaal je in termijnen
  • Bij huurkoop blijft de winkelier tot de laatste termijn eigenaar van het product. 
  • Je wordt eigenaar na betalen van de laatste termijn


Slide 11 - Slide

Lease 
  • Betaal je in termijnen;
  • Aan het eind van de periode ben je
 geen eigenaar van het product.

Slide 12 - Slide

Financiële Instellingen
  • Banken
  • Pensioenfondsen 
  • Kredietverstrekkers

Slide 13 - Slide

Antwoord
a. € 1.400 - € 400 =€ 1000,--

b. €1.400 - €1.000 = € 400,--

c. Omdat hij na de brommer weer geld nodig heeft voor de stereo. 

Slide 14 - Slide

Antwoord
Want hij houdt per maand geen € 30 over om de bank terug te betalen

Berekening
€ 230 -€ 12- € 100 - €80 - €20 = € 18

Slide 15 - Slide

Antwoord
a. Optie 1: Ja, het is een voorbeeld van  kopen op afbetaling, dan ben je meteen eigenaar

Optie 2: Huurloop, je wordt eigenaar na betalen van de laatste termijn

b. Dan ben je niet meteen  eigenaar, maar pas na de laatste termijn.

c. De klant moet ook een aanbetaling van € 3.640 doen aan het begin van de looptijd en een slottermijn van  € 7.589 betalen aan het einde van de periode.

Extra vraag:
Elizabeth gaat in op het voorstel van een maandtermijn van  € 90.21. Zij betaalt in 25 termijnen. Hoeveel moet elizabeth in totaal betalen?

Berekening: 25 x € 90.21=€ 2.255,25

Slide 16 - Slide

Sparen of lenen?
Voor kleine aankopen: beter sparen dan lenen.
Oftewel: je stelt je besteding uit.

Geleend geld maken rentekosten het product  duurder.


Slide 17 - Slide

Sparen of lenen?
Bij grotere aankopen ligt het moeilijker.
Waarom? Als je spaart voor 3 jaar zal de prijs veranderen en wordt duurder.

Het is daardoor beter om een lening te doen.

Slide 18 - Slide

Antwoord
a. 40 x €22,17= € 886,80

b. 40 x (€ 30.01 - €22,17)
     40 x € 7,84 =€ 313,60

c. Hij kom op 1 juli niet weten dat de koers 3 maanden later  nog hoger was geweest. 

Slide 19 - Slide

Einde van de les!

Slide 20 - Slide

Extra oefeningen

Slide 21 - Slide

Extra opgave 1

Alicia opent een spaarrekening bij de RBC Bank en zet er € 150,-- op. Zij krijg vier (4) jaar een rente van 9%. De rente wordt op de spaarrekening bijgeschreven. Na vier (4)  jaar is het saldo op de spaarrekening.
Bereken hoeveel komt te staan op de spaarrekening van alicia. 


Antwoord:

€ 150
€ 13,50 (€150/100% x9%)+       1ste jaar
€ 163.50
€ 14,72 (€163.50/100%x9%)+  2de jaar
€178.22 
€16.04(€178.22/100%x9%)+    3de jaar
€194.26
€ 17,48(€194.26/100%x9%)     4de jaar
€ 211.74 (antwoord)

Slide 22 - Slide

Extra opgave 2

Roland werkt bij de kassa van Kooyman. Hoeveel geld geeft hij de komende jaar per maand uit?

Zijn begroting ziet er zo uit:
Inkomsten baan                          €450
Kleding                                            €200
Uitgaan                                            €150
Abonnement Drive Inn              € 35

Roland wil een Apple watch kopen bij Crown N.V. Hij betaalt dan elke maand € 75 terug aan de bank. Kan Roland de bank betalen? Waarom?

Antwoord:
Nee, Want hij houdt per maand geen € 75 over om de bank terug te betalen

Berekening:
€450-€150-€75-€25=€65

Slide 23 - Slide

Extra opgave 3

Julissa heeft een doorlopend krediet gesloten bij de bank van €5000,--. Julissa heeft €1500 van de schuld weer terugbetaald.

A. Hoeveel schuld heeft ze nog over?
B. Julissa mag €1.500 in het rood staan. Hoeveel mag zij dus weer opnieuw lenen bij het geldbedrijf?

Antwoord

A. € 5000- € 1500= € 3500

B. €5000- € 3500 = €1.500

Slide 24 - Slide

Extra oefening 4:
Jennifer koopt op 1 juli 2004 20 aandelen.
A. Welke bedrage moet Jennifer betalen op 1 juli 2004 voor de aankoop van 20 aandelen bij Herkins B.V.? 
20  x €21,33= € 426,60

B. Jenniferverkoopt zijn aandelen op 1 april 2006. Bereken de winst die hij op zijn belegging gemaakt heeft.
20 x (€33,99 - €21,33)=
20 x  €12,66 = € 253,20


Slide 25 - Slide