H4 Herhalen

Pluriforme Samenleving
Begrippen quiz
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pluriforme Samenleving
Begrippen quiz

Slide 1 - Slide

Mensen die uit EU-landen zoals Bulgarije, Roemenië of Polen naar Nederland komen, zijn hier meestal vanwege...
A
Werkgelegenheid
B
Gedeeld koloniaal verleden met Nederland
C
Oorlog in hun eigen land
D
De Nederlandse keuken

Slide 2 - Quiz

De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in het land
A
Subcultuur
B
Etnische cultuur
C
Dominante cultuur
D
Pluriforme samenleving

Slide 3 - Quiz

Gaat het over normen of waarden?

Iemand een hand geven of iemand aankijken zijn voorbeelden van normen / waarden.
A
normen
B
waarden

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je het aanleren van normen, waarden en gewoontes?
A
informele macht
B
status
C
maatschappelijke ladder
D
socialisatie

Slide 5 - Quiz

Gaat het over normen of waarden?

Trouw, eerlijkheid en zelfstandigheid zijn voorbeelden van normen / waarden.
A
normen
B
waarden

Slide 6 - Quiz

Mensen uit Curacao, Aruba en Sint Maarten die in Nederland een opleiding volgen, zijn hier vanwege
A
Oorlog op de Caribische eilanden
B
Een gedeeld koloniaal verleden met Nederland
C
Tijdelijke arbeidscontracten

Slide 7 - Quiz


Molukkers kwamen naar Nederland vanwege...
A
Werkgelegenheid
B
Gezinshereniging
C
Koloniaal verleden
D
Als vluchtelingen

Slide 8 - Quiz

Een vooroordeel is
A
Een overdreven beeld van een hele groep mensen
B
Een oordeel dat de politie geeft over een rechtszaak
C
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent
D
Ongelijk behandelen van sollicitanten

Slide 9 - Quiz

Dominante cultuur
Subcultuur

Slide 10 - Drag question

In Brabant en Limburg
wordt carnaval gevierd
A
Etnische subcultuur
B
Religieuze subcultuur
C
Jeugdcultuur
D
Regionale subcultuur

Slide 11 - Quiz

Leg uit wat een pluriforme samenleving is

Slide 12 - Open question

Mensen uit Marokko en Turkije kwamen in de periode na WW2 naar Nederland vanwege...
A
werkgelegenheid
B
een gedeeld koloniaal verleden
C
oorlog in Marokko EN in Turkije
D
het mooie weer

Slide 13 - Quiz

Met "gastarbeider" bedoelt men...
A
Iemand die tijdelijk in een ander land gaat werken
B
Wanneer je bezoek mee moet helpen met de afwas
C
De sprekers op een PvdA-bijeenkomst
D
Wanneer asielzoekers een werkvergunning krijgen

Slide 14 - Quiz

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 15 - Quiz

Gelijkheid is een...
A
Norm
B
Waarde

Slide 16 - Quiz

Opstaan voor een zwangere vrouw in de tram is een...
A
Norm
B
Waarde

Slide 17 - Quiz

Je mag iemand niet slaan als je boos bent
A
Norm
B
Waarde

Slide 18 - Quiz

Het voordeel dat mensen ergens bij hebben, noemen we hun
A
belangen
B
normen
C
oorzaken
D
gedragsregels

Slide 19 - Quiz

Waarden
Normen (gedragsregels)
Eten met stokjes
Eten met vork en mes
Eten met je rechterhand
Beleefdheid
Gastvrijheid
Gezondheid
Iemand groeten met een boks
Iemand groeten met een buiging

Slide 20 - Drag question

Wanneer iemand wordt afgewezen bij een sollicitatie vanwege hun afkomst,
noemen we dat...
A
Tolerantie
B
Discriminatie
C
Sociale cohesie
D
Pluriforme samenleving

Slide 21 - Quiz

Horen de afbeeldingen bij de dominante cultuur van Nederland of bij een subcultuur?
Dominante cultuur
Subcultuur

Slide 22 - Drag question

De Nederlander Maxim (23) trouwde in Moskou met de Russische Tessa (24). Na het huwelijk gingen ze in Almere wonen
A
Werk
B
Gezinsvorming
C
Vluchtelingen
D
Gezinshereniging

Slide 23 - Quiz

"Asielzoeker Kaj (42) kreeg een verblijfsvergunning. Daarna verhuisden zijn vrouw Helay (32) en hun drie kinderen van Afghanistan naar Nederland."
A
Werk
B
Gezinsvorming
C
Vluchtelingen
D
Gezinshereniging

Slide 24 - Quiz

Binnen een etnische subcultuur
delen mensen dezelfde...
A
Afkomst
B
Moeder
C
Woonplaats
D
Politieke ideeën

Slide 25 - Quiz

Discriminatie is in Nederland verboden
A
Feit
B
Mening

Slide 26 - Quiz