I grammar

Hello!
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hello!

Slide 1 - Slide

Program
  grammar
Time to work

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

I writing & grammar
  1. Object pronouns: lijdend voorwerp 
  2. Interrogative words : vraagwoorden 

Slide 4 - Slide

Object pronouns (lijdend voorwerp)
Object pronouns vind je vaak achter het werkwoord in de zin.
Als je jezelf afvraagt: wie doet wat?, is het antwoord op wat het object pronoun. 

Maar let op! Als er een woord zoals with, to, of on in de zin staat, staat het object pronoun daar weer achter. 

Slide 5 - Slide

Object pronouns
Voorbeelden:
He gives me the book.
He gives the ball to  her.
The dog bit you
People like her.
You should see them.
He shares his pencils with us.

Slide 6 - Slide

Let's practice!
Do exercise 59.d
You have ± 5 minutes: I'll put up a timer. We'll check after that. 
Done before it's time? Check out exercise 60!
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Interrogative words (vraagwoorden)

Vraagwoorden gebruik je als je een vraag stelt: je zet deze woorden dan ook vaak aan het begin van de zin. 

Ze heten ook wel WH-woorden.
Wie: Who do you like?
Wat: What are your hobbies?
Waar: Where do you live?
Wanneer: When is he coming?
Waarom: Why do you do that?
Hoe: How do you do that?

Welke: Which shirt do you like best, this or that one?
!
Let op! Het woord which gebruik je alleen als er keuzes zijn (deze of deze).

Slide 8 - Slide

Let's practice again!
Finish the excersises
You'll get ± 5 minutes for this and we'll check again afterwards.
Done? Slim stampen Grammar
timer
1:00

Slide 9 - Slide

To do
Make sure you've done extra opsrachten grammar

Also, make sure you're up to date with slim stampen. 
Do especially the grammar practice exercises all the way down on the page!


Slide 10 - Slide