Les 3 en 4 week 1 periode 4

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Programa de hoy

• Gramática: el subjuntivo
• Hacer ejercicios con el subjuntivo / los diálogos
• (La prueba de leer)
• Una canción

Objetivos de hoy:

 - Ik kan regelmatige en onregelmatige werkwoorden vervoegen in de subjuntivo

- ik ken een aantal situaties wanneer ik de subjuntivo gebruik

Wat is de 'subjuntivo'?

De WAT?

Wat is de 'subjuntivo'?

De aanvoegende wijs wordt in het NL bijna niet meer gebruikt.

Voorbeelden

Leve de koning!

Het zij zo

Men neme

Zo waarlijk helpe mij God almachtig

Wat is de 'subjuntivo'?

Waarom leren wij deze tijd in het Spaans dan?

Omdat de aanvoegende wijs in het Spaans nog veelvuldig wordt gebruikt. 

Wat is de 'subjuntivo'?

In het Spaans komt de subjuntivo dus nog regelmatig voor, vooral in bijzinnen. Je vertaalt een subjuntivo bijna altijd met de tegenwoordige tijd.

De 'subjuntivo'

Hoe vervoegen we de subjuntivo?

De regelmatige werkwoorden

De regelmatige vervoegingen

yo

tú

él/ella/usted

nosotros/-as

vosotros/-as

ellos/ellas/ustedes

HABLAR

BEBER

VIVIR

De regelmatige vervoegingen

yo

tú

él/ella/usted

nosotros/-as

vosotros/-as

ellos/ellas/ustedes

HABLAR

BEBER

VIVIR

hable

hables

hable

hablemos

habléis

hablen

Pas toe wat je bij de imperativo negativo ook heb geleerd!

De regelmatige vervoegingen

yo

tú

él/ella/usted

nosotros/-as

vosotros/-as

ellos/ellas/ustedes

HABLAR

BEBER

VIVIR

hable

hables

hable

hablemos

habléis

hablen

coma

comas

coma

comamos       

comáis

coman

viva

vivas

viva

vivamos     

viváis

vivan

-er en -ir zijn (weer) hetzelfde

Werkwoorden met klinkerwisseling

yo

tú

él/ella/usted

nosotros/-as

vosotros/-as

ellos/ellas/ustedes

Poder (o->ue)

querer (e-> ie)

pedir (e->i)

pueda

puedas

pueda

podamos

podáis

puedan

quiera

quieras

quiera

queramos      

queráis

quieran

pida

pidas

pida

pidamos   

pidáis

pidan

Onregelmatige werkwoorden (maar met logica!)

Dit geldt voor alle werkwoorden die eindigen op -ir en -er die in de presente (tegenwoordige tijd) een onregelmatige ik-vorm hebben. 

Denk aan

decir 

hacer

salir

poner

oír

tener

venir

ver

>

>

>

>

>

>

>

>

digo

hago

salgo

pongo

oigo

tengo

vengo

veo

yo

tú

él/ella/usted

nosotros

vosotros/-as

ellos/ellas/ustedes

DECIR

Onregelmatige werkwoorden (maar met logica!)

ik-vorm in de presente was digo

verander nu de -o in een -a

diga

digas

diga

digamos

digáis

digan

Het gebruik van de 'subjuntivo'

Vanaf nu zullen we spreken over de indicativo en de subjuntivo.

Indicativo = de normale tijd (presente, perfecto, gerundio, indefinido etc)

Subjuntivo = aanvoegende wijs

Het gebruik van de 'subjuntivo'

De subjuntivo komt meestal  in bijzinnen voor die met que beginnen. 

                                      Voorbeeld: Ik wil dat jij naar huis komt

Je doet dit wanneer je in de hoofdzin één van de volgende dingen uitdrukt:

1) Een wil of advies

2) Een wens of voorkeur

3) Na onpersoonlijke uitdrukking (ser + bijv.nw + que)

4) Twijfel  of onzekerheid

1) Wil of advies

Bijvoorbeeld:

Queremos que comas en casa                   (Wij willen dat je thuis eet)

Te ruego que no grites en la calle          (Ik verzoek je niet op straat te schreeuwen)

Te aconsejo que no escojas economía    (Ik raad je aan geen economie te kiezen)

2) wens of voorkeur

Bijvoorbeeld:

Espero que estés bien.                       Ik hoop dat het goed met je gaat.

Prefiero que bebas más agua.          Ik heb liever dat je meer water drinkt 

3) Na een onpersoonlijke uitdrukking

Bijvoorbeeld:

Es necesario que comas bien                         (Het is belangrijk dat je goed eet)

Es importante que vivas sano                         (Het is belangrijk dat je gezond leeft)

maar... es necesario comer bien                     (Het is belangrijk goed te eten)

Let OP: je gebruikt de Subjuntivo NIET na: creo que..., es seguro que...

4) Twijfel of onzekerheid

Bijvoorbeeld:

Dudo que comamos en casa hoy                         (Ik betwijfel of dat we thuis eten vandaag)

Puede ser que no compre un regalo para mí   (Het kan zijn dat hij geen cadeau voor mij koopt)

No estoy seguro/-a de que vaya a la fiesta      (Ik ben er niet zeker van dat hij naar het feest gaat)

Welk woord staat hier in de subjuntivo?

1. dejaré
2. uses
3. mal
4. que

Hoe maak je de stam voor de SUBJUNTIVO?

In de subjuntivo krijgen -ar ww de uitgang van ...?

1. -er werkwoorden
2. -ir werkwoorden
3. -er + -ir werkwoorden
4. -ar werkwoorden

Welk woord zou in het Spaans in de subjuntivo moeten staan?
'Ik wil dat je dat doet!'

1. wil
2. dat
3. je
4. doet

Is het Subjuntivo of Indicativo?:
Yo trabajo en Albert Heijn.

1. subjuntivo
2. no sé
3. no sé
4. indicativo

Completa con el subjuntivo:
Prefiero que tú..... (hablar) más despacio.

1. hablas
2. hables
3. hablus
4. hablis

Zet het werkwoord tussen haakjes in de SUBJUNTIVO:
Quiero que tú me (ayudar) a ordenar la cocina.

1. ayudas
2. ayudes
3. ayudaste
4. has ayudado

A trabajar

Haz los ejercicios de subjuntivo (pp. 67-68) ejercicio 1, 2, 3, 4 y 5

Deberes para la próxima clase: 7, 8 y 9 (p. 69)