4.1 - A - De Pruikentijd


4.1 - De Pruikentijd
1 / 11
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


4.1 - De Pruikentijd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke sociale verhoudingen er waren in Frankrijk.

Slide 2 - Slide

Planning
  • Franse sociale verhoudingen
  • De standensamenleving
  • Plichten derde stand
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide


Franse sociale verhoudingen

  • Bloeiende handel en nijverheid in Frankrijk. 
  • Schepen vanuit heel de wereld. 
  • Maar er was ook een grote armoede. Veel mensen woonden in krotten of hutten.
  • Frankrijk was opgedeeld in een standenmaatschappij.  
  • De maatschappij was opgedeeld in groepen en je geboorte bepaalde de stand waartoe je behoorde. 
Leerdoel 2

Slide 4 - Slide


L'État, c'est Moi

  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme
  • Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht. 
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht) De koning moet dus alleen verantwoording afleggen aan god. 
  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

Slide 5 - Slide

De eerste stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral "heerlijke" rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters.

  • Betaalden geen belasting.
Leerdoel 2

Slide 6 - Slide

De tweede stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral "heerlijke" rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.

  • Betaalden geen belasting. 


Leerdoel 2

Slide 7 - Slide

De derde stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma. Maar ook arme boeren. 

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Leerdoel 2

Slide 8 - Slide


Plichten derde stand


  • Boeren moesten pacht betalen voor het gebruik van de grond. 
  • Tegen betaling verplicht de graanmolen van hun heer gebruiken
  • Daarnaast moest er een indirecte belasting worden betaald (bij aankoop van een product) 
  • Gevolg was dat het voedsel duur was.  
  • Hogere straffen en geen inspraak in het bestuur. 
Leerdoel 1

Slide 9 - Slide

Aantekeningen
  • De Franse samenleving was opgedeeld in standen. De eerste stand was de geestelijkheid. Zij hielden zich bezig met het geloof en hadden weinig plichten. Zij hoefden geen belasting te betalen. De tweede stand bestond uit de edelen. Zij hielpen met besturen en rechtspreken, betaalden ook geen belasting. De derde stand bestond uit boeren en burgers, zij hadden geen rechten en moesten wel belasting betalen. 

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
  • Je gaat aan de slag met opdracht 4 en 5. 

  •  Je analyseert de bron en beantwoord de vragen. 

  • We gaan de vragen deze les bespreken. Deze opdrachten zijn onderdeel van het huiswerk. Ben je klaar? Lees dan paragraaf 4.1 goed door en maak opdracht 2 en 3. 

Slide 11 - Slide