2k Grammatica ZD §4 samengestelde zinnen

Fijn dat je er bent!

Pak alvast je boek en schrift.
Open je boek op blz. 208


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fijn dat je er bent!

Pak alvast je boek en schrift.
Open je boek op blz. 208


Slide 1 - Slide

- pv, ow en wwg herhalen
- Theorie samengestelde zinnen
- aan het werk

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde benoemen.

Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin.


Slide 3 - Slide

Je kunt de persoonsvorm in een zin op drie manieren vinden. 
Schrijf mee in je schrift, maak aantekeningen!

Slide 4 - Slide

       De tijdsproef

1) Verander de zin van tijd.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. 
Kijk maar:
Nadia wil in het weekend geen huiswerk maken.
Nadia wilde in het weekend geen huiswerk maken.
   De vraagproef

2) Maak van de zin een vraag.
Het werkwoord dat dan vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Robbie heeft woensdag een wedstrijd.
Heeft Robbie woensdag een wedstrijd?
De getalsproef

3) Verander het getal (het aantal) van de zin. 
Het woord dat dan verandert, is de pv. 

Hiddo zat tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.
Hiddo en Wout zaten tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
  • Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen.
  • Zinsdelen kun je uit een zin halen door te     kijken naar welke woorden je voor de   persoonsvorm kunt plaatsen
  • Een zinsdeel is één woord of een groepje   woorden die bij elkaar horen. 
Een voorbeeldzin:

  • Jan heeft Pim vorige week geld geleend.
  • Jan / heeft / Pim / vorige week / geld / geleend.

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin.
Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat.
De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk
  • Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
  • Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg.

    De bezorger / heeft / het pakketje / gisteravond / afgeleverd.
gezegde (wg)

Slide 8 - Slide

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg).

1. Mijn broertje koopt iedere maand een nieuwe game.
PV =                                       OW =                                       WG = 
      
2. Ik heb gisteren een nieuwe fiets gekregen. 
PV =                                        OW =                                        WG = 
Twee zinnen ontleden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Samengestelde zinnen en de persoonsvorm
Mijn moeder is naar haar werk.
 Mijn vader is vandaag vrij.

Mijn moeder is naar haar werk, maar mijn vader is vandaag vrij.

Slide 11 - Slide

Voegwoorden
Een voegwoord plakt woorden of zinnen aan elkaar:
'Hij heeft een broek en schoenen gekocht'


''Wil je een ijsje of wil je een patatje?'
Voegwoorden: 

en, of, terwijl, als, zodat, omdat, nadat, toen, want, maar, dus...

Slide 12 - Slide

Een samengestelde zin heeft 2  of meer persoonsvormen
Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen
Samengestelde zinnen
Hakan kiest de muziek uit.
Britt maakt de hapjes.
Hakan kiest de muziek en Britt maakt de hapjes.
Ik fluit een liedje.
Ik fiets naar school.
Ik fluit een liedje, terwijl ik naar school fiets.
Het gaat morgen regenen.
De sportdag is uitgesteld.
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag is uitgesteld.

Slide 13 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen.
§4: Samengestelde zinnen. 
Opdracht 1 t/m 4 (blz. 209).
Hoe?
Zelfstandig. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
15 minuten. 
Klaar?
Lees de theorie op blz. 212
Oefenen (huiswerkopdrachten)

Slide 14 - Slide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 15 - Slide

Wanneer kun je de vraagproef niet gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 16 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 17 - Slide