Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 NaSk en Biologie

Paragraaf 1
1.1.1 Je kunt beschrijven waar de vakken nask en biologie over gaan.
1.1.2 Je kunt het verschil benoemen tussen een stof en een materiaal.
1.1.3 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1
1.1.1 Je kunt beschrijven waar de vakken nask en biologie over gaan.
1.1.2 Je kunt het verschil benoemen tussen een stof en een materiaal.
1.1.3 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.

Slide 1 - Slide

P1
  • Natuurkunde, Scheikunde en Biologie
  • De natuurwetenschappen
  • Gebeurtenissen om ons heen en in ons zelf
  • Natuurkunde gaat over de niet levende natuur zoals bliksem, stoffen water en licht en geluid
  • Scheikunde gaat over veranderingen van stoffen: roesten, verkleuren
  • Biologie gaat over de levende natuur

Slide 2 - Slide

P1
Overnemen in je schrift

  • Natuurkunde gaat over de niet levende natuur zoals bliksem, stoffen water en licht en geluid
  • Scheikunde gaat over veranderingen van stoffen: roesten, verkleuren
  • Biologie gaat over de levende natuur

Slide 3 - Slide

P1
  • Alles is om ons heen bestaat uit stof(fen) Lucht, water, kleding, eten 
  • Als je van een stof iets kunt maken heet die stof een materiaal
  • Water is een stof maar geen materiaal
  • Hout is een stof en ook een materiaal
  • IJs is een stof en ook een materiaal
  • Lucht is een stof , geen materiaal
  • Als je stoffen gaat veranderen(verbranden van hout) ben je met scheikunde bezig
  • Als materialen veranderen van vorm ben je met natuurkunde bezig



Slide 4 - Slide

P1
Overnemen in je schrift:

  • Als je van een stof iets kunt maken heet die stof een materiaal
  • Als je stoffen gaat veranderen(verbranden van hout) ben je met scheikunde bezig
  • Als materialen veranderen van vorm ben je met natuurkunde bezig


Slide 5 - Slide

Maakwerk
Lees Paragraaf 1 eerst goed door
Maak dan de opdrachten in je leer werkboek

Slide 6 - Slide

Paragraaf 1
  • Waar gaan de vakken nask en biologie over?
  • Wat is het verschil tussen een stof en een materiaal.
  • Met welk voorbeeld kan je het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.

Slide 7 - Slide

Paragraaf 2
1.2.1 Je kunt benoemen wat je met je zintuigen kunt waarnemen.
1.2.2 Je kunt beschrijven hoe je voorzichtig aan onbekende stoffen moet ruiken.
1.2.3 Je kunt uitleggen waarom je bij natuurkunde en scheikunde nooit mag proeven van een stof.
1.2.4 Je kunt beschrijven wat de onderzoeksvraag en de conclusie van een onderzoek zijn.

Slide 8 - Slide

H1P2
Met zintuigen kun je waarnemingen doen

Ogen 
Oren
Neus
Mond
Huid

Slide 9 - Slide

H1P2
Bij natuurkunde en scheikunde doe je soms onderzoek om dingen te ontdekken. 
Bij onderzoek moet je goed opletten wat er gebeurt. Alles wat belangrijk is, moet je waarnemen.
Bij natuurkunde en scheikunde doe je soms onderzoek om dingen te ontdekken. 
Bij onderzoek moet je goed opletten wat er gebeurt. 
Alles wat belangrijk is, moet je waarnemen en noteren

Slide 10 - Slide

H1P2
Ook bij waarnemingen goed uitkijken

Altijd voorzichtig zijn!!!!!

Hete voorwerpen voelen (langzaam benaderen)
Ruiken  (Heel voorzichtig)
Proeven  (NOOIT)

Slide 11 - Slide

H1P2
Overnemen in je schrift:

Bij het doen van waarnemingen altijd voorzichtig zijn en je verstand gebruiken

Waarnemingen noteren in een schrift

Goed nadenken wat je aan het doen bent

Slide 12 - Slide

H1P2
  • Een onderzoek doen begint altijd met een onderzoeksvraag
  • Daarna wat je verwacht (hypothese)
  • Dan ontwerpen van een werkplan
  • Uitvoeren van onderzoek
  • Conclusie doen op basis van je waarnemingen

Slide 13 - Slide

H1P2
Overnemen in je schrift:

Onderzoek doen:
  • Onderzoeksvraag
  • Hypothese
  • Werkplan
  • Uitvoering
  • Conclusie

Slide 14 - Slide

Maakwerk
Lees Paragraaf 2 eerst goed door
Maak dan de opdrachten in je leer werkboek

Slide 15 - Slide

Paragraaf 3
1.3.1 Je kunt practicummateriaal herkennen.
1.3.2 Je kunt de toepassing van practicummateriaal benoemen.
1.3.3 Je kunt de veiligheidsregels en veiligheidsmiddelen bij practicum noemen.
1.3.4 Je kunt de werking van de brander uitleggen.

Slide 16 - Slide

Paragraaf 4
1.4.1 Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
1.4.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
1.4.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.4.4 Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
1.4.5 Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

Slide 17 - Slide