Futur

  • Voca
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Voca

Slide 1 - Slide

Dans ce cours...
  • Futur

Slide 2 - Slide

La roue des verbes
Roue 1: les pronoms personnels
Roue 2: -er, être, avoir, aller, faire

Slide 3 - Slide

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)
Regelmatige werkwoorden op -er
hele werkwoord + uitgang ai/as/a/ons/ez/ont
  • Je parlerai = Ik zal praten


Slide 4 - Slide

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)
Bij de onregelmatige werkwoorden gebruik je niet het hele werkwoord, maar een andere stam
die je uit je hoofd moet leren. De uitgangen blijven hetzelfde.
  • Avoir = aur-
  • Aller = ir-
  • Faire = fer-
  • Être = ser- 

Slide 5 - Slide

Nous habitons à Breda.
Staat de zin in de futur?
A
B

Slide 6 - Quiz

Elle finira ses devoirs.
A
B

Slide 7 - Quiz

Les garçons irent au stade.
A
B

Slide 8 - Quiz

Tu auras un cadeau.
A
B

Slide 9 - Quiz

Vous seriez en retard.
A
B

Slide 10 - Quiz

Ils ... leurs devoirs. (faire)
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de futur.

Slide 11 - Open question

Nous ... chez moi. (être)

Slide 12 - Open question

Mon frère ... en France. (habiter)

Slide 13 - Open question

Vous ... à qui? (parler)

Slide 14 - Open question

J'... une bonne note. (avoir)

Slide 15 - Open question

Tu ... une pomme. (manger)

Slide 16 - Open question

Sam ... à l'école. (aller)

Slide 17 - Open question

Mes parents ... en voiture. (aller)

Slide 18 - Open question

Maak een Franse zin in de futur bij het plaatje.

Slide 19 - Open question

Maak een Franse zin in de futur bij het plaatje.

Slide 20 - Open question

Qu'est-ce que tu feras demain?
Beantwoord de vraag door een Franse zin te maken.

Slide 21 - Open question

Qu'est-ce que tu feras ce weekend?
Beantwoord de vraag door een Franse zin te maken.

Slide 22 - Open question