BS 5.4 aanpassingen bij dieren

BS 5.4 Aanpassingen bij dieren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BS 5.4 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 2 - Slide

Waar gaat deze bassistof over?
  • Waterdieren
  • Landzoogdieren
  • Vogels

Slide 3 - Slide

Een sneeuwhaas
Een  Europese Haas

Slide 4 - Slide

Aanpassingen bij Waterdieren
  1. Kop romp en staart gaan in elkaar over (gestroomlijnd)
  2. De kieuwen hiermee haalt een vis zuurstof uit het water.
  3. Gladde huid met schubben en slijm
  4.  Vinnen voor het zwemmen

Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water.

Slide 5 - Slide

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: Zachte ondergrond
*Teengangers: Harde ondergrond
*Hoefgangers: Harde ondergrond

Slide 6 - Slide

Vogels  (poten en snavel)
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 7 - Slide

Steltlopers
Priemsnavel= lange snavel
Lange poten voor ondiep water

Soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 8 - Slide

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt
Poten met klauwen

Slide 9 - Slide

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 10 - Slide

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 11 - Slide

Huiswerk
  • Lees de tekst en maak  
  • Bs 5.4 Aanpassingen bij dieren

Slide 12 - Slide