H3 - 3.3 Parallel en serie en begin 3.4

Gelukkig Nieuwjaar 
Regels: wat moet je doen als je uitgestuurd bent?
Veel oefenen tijdens de les. 
Programma: par. 3 en par. 4
volgende week practicum serie- en parallelschakelingen 
(huiswerk in orde dan mag je meedoen met practicum)


1 / 39
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gelukkig Nieuwjaar 
Regels: wat moet je doen als je uitgestuurd bent?
Veel oefenen tijdens de les. 
Programma: par. 3 en par. 4
volgende week practicum serie- en parallelschakelingen 
(huiswerk in orde dan mag je meedoen met practicum)


Slide 1 - Slide

Herhaling 3.2 en 3.3
geleidbaarheid
weerstand
eigenschappen van serie- en parallelschakelingen

Slide 2 - Slide

Geleidbaarheid en weerstand
(I,U)-diagram







Het verband dat bij zo'n grafiek hoort, heet recht evenredig verband
G=UI
R=IU
R=G1

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken

Slide 4 - Slide

§3 Parallel en serie
  • hoe herken je een parallelschakeling
  • hoe herken je een serieschakeling
  • berekenen van geleidbaarheid, stroomsterkte en spanning in de serie, parallel en de combinatie schakelingen

Slide 5 - Slide

In serie schakelen

Slide 6 - Slide

opdracht:  teken twee baterijen (van 1,5 V)die parallel aangesloten zijn 
wat kun je vertellen over de spanning en de stroomsterkte van de parallel aangesloten batterijen.

Slide 7 - Slide

serie schakeling; slechts een gesloten stroomkring
parallelschakeling

Slide 8 - Slide

Serie-schakeling ----- Parallel-schakeling

Slide 9 - Slide

serie schakeling

Slide 10 - Slide

In serie:
Utot = U1 + U2 + U3
Itot = I1 = I2 = I3
Rtot = R1 + R2 + R3
* 1/Gtot = 1/G1 + 1/G2 + 1/G3

Parallel:
Utot = U1 = U2 = U3
Itot = I1 + I2 + I3
Gtot = G1 + G2 + G3
* 1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3

Slide 11 - Slide

=
serie schakeling
Bereken de stroomsterkte door de eerste weerstand. Bereken de spanning over R1 en R2.

Slide 12 - Slide

Proef vermogen berekenen
Amperemeter in serie schakelen

Slide 13 - Slide

Utot = 12 V
Itot = 0.3 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω

I1, I2 en I3= ?
U1, U2 enU3 = ?
R3 = ?

Slide 14 - Slide

Utot = 12 V
Itot = 0.3 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω

I1 = I2=I3=0.3 A
U1=6 V, U2 = 1,5 V, U3=4,5V
R3 = 15 Ω

Slide 15 - Slide

Utot = 12 V
Itot = 4 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω

I1, I2, I3 = ?
U1, U2 en U3 = ?
R3 = ?

Slide 16 - Slide

Utot = 12 V
Itot = 4 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω

I1 =12/20=0,6 A
U1=U2 = 12 V=U3 
R3 = 12 Ω=12V/1A
I2=12/5= 2,4A
I3= 

Slide 17 - Slide

Maak nu opdrachten
§3: 35 t/m 48

Slide 18 - Slide

In serie:
Utot = U1 + U2 + U3
Itot = I1 = I2 = I3
Rtot = R1 + R2 + R3
1/Gtot = 1/G1 + 1/G2 + 1/G3

Slide 19 - Slide


Parallel:
Utot = U1 = U2 = U3
Itot = I1 + I2 + I3
Gtot = G1 + G2 + G3
1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3

Slide 20 - Slide

maak nu 
39, 40 en 41

Slide 21 - Slide

3.4 Energie en vermogen
Wat is vermogen?

Slide 22 - Slide

Vermogen (P)
P het vermogen in Watt (W) of kilowatt (kW)
E de energie in Joule (J) of kilowattuur (kWh)
t de tijd in seconde (t) of uur (h)
P=tE

Slide 23 - Slide

Vermogen (P)
P het vermogen in Watt (W)
U de spanning in volt (V)
I de stroomsterkte in ampère (A)
P=UI

Slide 24 - Slide

Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten.
Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.

Slide 25 - Quiz

Voor Rv in een parallelschakeling gebruik je de formule:
A
Rv = R1 - R2 - ...
B
Rv = R1 + R2 + ...
C
1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ....
D
Rv = R1 x R2 x ....

Slide 26 - Quiz

De stroom in een parallelschakeling
A
is overal even groot
B
is nul
C
wordt verbruikt
D
verdeelt zich over de verschillende stroomkringen

Slide 27 - Quiz

Bij een parallelschakeling (met twee lampjes) geldt...
A
I is overal gelijk Utot = U1 + U2
B
I is overal gelijk Utot = U1 = U2
C
Itot = I1 + I2 Utot = U1 + U2
D
Itot = I1 + I2 Utot = U1 = U2

Slide 28 - Quiz

In een parallelschakeling is de spanning ...
A
overal gelijk
B
verdeeld over het aantal apparaten
C
altijd 12 V
D
altijd 230 V

Slide 29 - Quiz

Bij een parallelschakeling geldt:
A
It = I1 + I2
B
It = I = I2
C
It = 0A
D
It = I1-I2

Slide 30 - Quiz

Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A

Slide 31 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
In huis zijn de lampen (in serie / parallel) geschakeld.
A
in serie
B
parallel

Slide 32 - Quiz

Serie? Parallel? Gemengd?
A
parallel schakeling
B
serie schakeling
C
gemengde schakeling

Slide 33 - Quiz

Om de weerstand te bepalen moet:
1) de voltmeter in serie
2) de stroommeter parallel
A
1 juist
B
2 juist
C
beide fout
D
beide goed

Slide 34 - Quiz

Hoe moet ik deze meters aansluiten?
A
Allebei in serie
B
A parallel, V in serie
C
A in serie, V parallel
D
Allebei parallel

Slide 35 - Quiz

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 36 - Quiz

Deze schakeling is een:
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
C
zowel een serie als een parallelschakeling
D
combinatieschakeling

Slide 37 - Quiz

Is dit een serie- of
parallelschakeling?
A
serie
B
parallel

Slide 38 - Quiz

Zes identieke weerstandjes zijn in serie aangesloten op een totale spanning van 24 V. In de schakeling loopt een stroom van 160 mA. Bereken de waarde van één weerstand
A
0,15 Ω
B
150 Ω
C
25 Ω
D
15 Ω

Slide 39 - Quiz