Les klas 3 - meewerkend voorwerp

Bonjour!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Programme
Meewerkend voorwerp / schrijfopdracht
Qui est-ce?
Quiz?




Slide 2 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp???

Slide 3 - Slide

Het lesdoel
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
  • Kan ik het vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.
  • Heb ik met de phrases-clés geoefend.

Slide 4 - Slide

3vwo
Het meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          Tu connais le chanteur?

                                              Oui, je le connais.


       vrouwelijk - la         Tu regardes la photo?
                                              Oui, je la regarde.

Slide 6 - Slide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son autographe?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 


         meervoud - les     Tu achètes les magazines?
                                              Oui, je les achète.

Slide 7 - Slide

meewerkend voorwerp (e.v)
Je donne un cadeau à Lucas. >> Je lui donne un cadeau.
Je donne un cadeau à Lisanne. >> Je lui donne un cadeau.


- bij mannelijk en vrouwelijk gebruik je allebei 'lui' 
-'lui' wordt NOOIT afgekort!

Slide 8 - Slide

Voorbeeld in het Nederlands

Ik geef een kado aan mijn zus

Ik geef haar een kado


Mijn vader praat met zijn vrienden

Mijn vader praat met hen

Meewerkend voorwerp vinden:
aanwie of voorwie + ww + onderwerp

Slide 9 - Slide

Je kan een meewerkend voorwerp vervangen door lui/leur

      

       mannelijk - lui          Tu donnes un livre à ton frère?

                                              Oui, je lui donne.


       vrouwelijk - lui         Tu donnes une photo à ta soeur?
                                              Oui, je lui donne

Slide 10 - Slide

meewerkend voorwerp (m.v.)
Je donne un cadeau à Lucas et Lisanne.
Je donne un cadeau aux garçons
>> Je leur donne un cadeau.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Exercice 1

Je krijgt kaartjes met een quiz over het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. Ga daarmee aan de slag in tweetallen. Help elkaar als iemand het niet helemaal begrijpt.
Exercice 2

Je pakt bron D in je tekstboek erbij. Je gaat een interview schrijven voor een klasgenoot. Vervolgens neem je het interview af en schrijf je de antwoorden op. De vragen + antwoorden zet je in je Padlet.

Slide 13 - Slide

Qui- est ce?
Jullie krijgen allemaal kaarten met een persoon erop. Die houd je voor jezelf. Jij bent zogenaamd die persoon op het kaartje. Je gaat door de klas heen lopen en gaat vragen stellen in het Frans aan anderen. Je noteert hierbij wie je denkt dat een klasgenoot is.
Vragen die je kunt stellen:
Hoeveel zakgeld krijg je?
Spaar je? 
Heb je een bijbaan? 
Wat heb je zojuist gekocht?

Slide 14 - Slide

Qui- est ce? Les personages...
Chloe : basquets, l'environnement, boulot, aide les autres
Virginie: pas de boulot, jupes roses, chemise bleue
Roxane: boulot: entreprise, dépenseur, robe bleue, maquillage
Felix: boulot: technicien, chaussures, pull noir, pantalon bleu, une montre, vacances

Slide 15 - Slide

Les devoirs
Faites l'exercice d'écrite: interview met klasgenoot. Plaats die op Padlet

Faire bron E pour mardi
Apprendre: A, B & E

Slide 16 - Slide

Au revoir!

Slide 17 - Slide