Samenvatting thema 6

Samenvatting thema 6
Ecologie
Basisstof 1 t/m 6
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Samenvatting thema 6
Ecologie
Basisstof 1 t/m 6

Slide 1 - Slide

Algemene tips voor de toets
  • Lees de vraag goed, wat willen ze precies weten?
  • Staat er een tekst bij? Kijk of het antwoord in de tekst staat beschreven.
  • Check het aantal punten, vragen met meer punten bestaan uit meerdere onderdelen.       Bijvoorbeeld: het antwoord (ja/nee/dit is het antwoord) + uitleg (omdat...)
  • Schrijf het op alsof de nakijker dom is, leg elk stapje uit, waarom is het zo? Iemand die geen biologie geeft zou het ook moeten kunnen nakijken.
  • Zeg wat je beschrijft, dus geen 'ze', 'die' of 'het' maar de naam van wat je verwijst. 
  • Schrijf overal iets op van een antwoord, een goeie gok is beter dan niks.
  • Kijk nog een keer goed naar 'leren onderzoeken 3' van thema 1 (blz. 51-53 van boek A), wat is een onderzoeksvraag, wat is een hypothese, hoe beschrijf je een stappenplan?

Slide 2 - Slide

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 3 - Quiz

Is de hond een zoolganger, een teenganger of een hoefganger?
A
Zoolganger
B
Hoefganger
C
Teenganger

Slide 4 - Quiz

In een voedselpiramide van biomassa is er energieverlies door ....
A
verbranding en voeding
B
fotosynthese en voeding
C
verbranding en onverteerbare stoffen
D
Fotosynthese en onverteerbare stoffen

Slide 5 - Quiz

Wat is een levensgemeenschap?
A
Alle abiotische factoren samen in een bepaald gebied
B
Een groep soortgenoten die onderling voortplanten in een bepaald gebied
C
Alle biotische factoren samen in een bepaald gebied
D
Alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 6 - Quiz

Welke optimumkromme hoort bij zonplanten en welke bij schaduwplanten
A
rood: schaduwplanten, blauw: zonplanten
B
rood: zonplanten, blauw: schaduwplanten

Slide 7 - Quiz

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 8 - Quiz

BS 1 - Voedselketen en -web
Laten producenten zien en de consumenten die deze eten
Eerste schakel altijd een producent, 2e schakel en alles daarna altijd een consument
- Producent: organisme met bladgroenkorrels, meestal plant, maken energierijke stoffen uit energiearme stoffen
- Consument: dieren
Bestaat uit verschillende schakels, consumenten worden ook ingedeeld in ordes, eerste consument is consument 1e orde maar de 2e schakel in de keten

Slide 9 - Slide

BS 1 - Consumenten
Consumenten 1e orde: de consument die de producent eten
Zijn alleseters of planteneters

Consumenten 2e orde en hoger: de consumenten die andere consumenten eten
Zijn alleseters of vleeseters

Slide 10 - Slide

Voedselketen
Voedselweb

Slide 11 - Slide

BS 1 -Voedselkringloop
Voedselkringloop laat een voedselketen/web zien + de afvaleters en reducenten
- Afvaleters: eten dode resten
- Reducenten: breken energierijke stoffen af tot energiearme stoffen

Slide 12 - Slide

BS 1 - Energiearm en energierijk
Energiearme stoffen zijn stoffen als koolstofdioxide, zuurstof, mineralen en water
Energiearme stoffen bevatten weinig energie
Energierijke stoffen zijn stoffen als koolhydraten, eiwitten en vetten
Energierijke stoffen bevatten veel energie

Slide 13 - Slide

BS 2 - Piramides 
Piramide van aantallen:
  • Geeft aan hoeveel organismen in een schakel zitten
  • Niet altijd piramide vorm
Piramide van biomassa:
  • Geeft aan hoeveel biomassa er in een schakel zit
  • Altijd piramide vorm
Biomassa is het aantal energierijke 
stoffen in een organisme

Slide 14 - Slide

BS 2- Loop van energie
Bij elke schakel komt er minder energie
Deels doordat energie wordt gebruikt voor verbranding
Deels wordt energie ook door reducenten gebruikt omdat organismen sterven zonder gegeten te worden

Slide 15 - Slide

BS 3 - Koolstofkringloop

Slide 16 - Slide

BS 3 - Stikstofkringloop

Slide 17 - Slide

Uit hoeveel schakels bestaat deze voedselketen?
A
4
B
5

Slide 18 - Quiz

Waar in de piramide vindt je de producenten?
A
PQR
B
P
C
S
D
Geen van allen

Slide 19 - Quiz

In het plaatje zie je een ...
A
Voedselweb
B
Voedselketen
C
Producenten
D
Ecosysteem

Slide 20 - Quiz

De stikstofkringloop 
Ammonium
Nitraat
Stikstofgas
Ammoniakgas

Slide 21 - Drag question

wat zijn de energierijke stoffen
A
eiwitten, mineralen, vetten
B
alle hier genoemde stoffen
C
eiwitten, koolhydraten en vetten
D
vitaminen en eiwitten

Slide 22 - Quiz

Het konijn is consument van de ...?
A
1e orde
B
1e, 2e en 3e orde
C
3e en 5e orde
D
6e orde

Slide 23 - Quiz

BS 4 - Biotische factoren
Biotische factoren zijn de levende en dode invloeden uit de omgeving van een organisme
Biotische factoren zijn bijvoorbeeld:
Soortgenoten, concurrenten, roofdieren, voedsel, nestgelegenheid, ziekteverwekkers

Slide 24 - Slide

BS 4 - Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn de levenloze invloeden uit de omgeving van een organisme
Abiotische factoren zijn bijvoorbeeld:
Licht, regen, lucht, wind, temperatuur, bodem, water, energiearme stoffen

Slide 25 - Slide

BS 4 - Niveaus van de ecologie
Individu: één organisme
Populatie: een groep organismen van een soort in een bepaald gebied die onderling voortplanten
Levensgemeenschap: alle organismen in een bepaald gebied
Ecosysteem: alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied 

Slide 26 - Slide

BS 4 - Populatiegrootte
De populatiegrootte wordt beïnvloedt door biotische en abiotische factoren
Bijvoorbeeld: zijn er veel vossen (of weinig andere prooien) wordt de populatie konijnen kleiner of zijn er weinig konijnen maar is er veel voedsel wordt de populatie konijnen groter
De populatiegrootte schommelt rond een evenwichtswaarde door de jaren heen, dan is er biologisch evenwicht

Slide 27 - Slide

BS 4 -Optimumkromme
Laat zien binnen welke waardes een organisme kan overleven
Minimum: minimale waarde
Optimum: de waarde met de grootste overlevingskans
Maximum: de uiterste waarde

Slide 28 - Slide

BS 5 - Aanpassingen bij dieren
Schutkleuren: een dier heeft kleuren van de omgeving wat hem moeilijker te zien maakt
Zoolgangers: hebben platte voeten waarmee ze op een zachte ondergrond kunnen leven, bijvoorbeeld mensen, beren, olifanten
Teengangers: lopen op het voorste gedeelte van hun voet waarmee ze snel zijn op een harde ondergrond, bijvoorbeeld honden, vossen, leeuwen
Hoefgangers: lopen op hun "tenen" (hoeven) waarmee ze snel zijn op een harde ondergrond, bijvoorbeeld paarden, herten, zebra's
Dieren in een koude omgeving: kleine oren, dikke vacht, veel vet, winterslaap/rust
Dieren in een warme omgeving: grote oren, dunne vacht, nachtactief

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

BS 6 - Planten in een droge omgeving
Weinig en diepe huidmondjes: zorgen ervoor dat water de plant moeilijker verliest

Een dik waslaagje: de waslaag houdt vocht binnen en beschermt de plant tegen licht

Bladeren met een klein oppervlak: minder plek om water te verliezen en warmte op te nemen

Behaarde stengels en bladeren: zorgen dat waterdamp minder snel verdwijnt

Vocht in de bladeren of stengel opslaan: de plant heeft nog steeds water ook als het weinig regent

Slide 31 - Slide

BS 6 - Planten in een vochtige omgeving
Grote bladeren met veel huidmondjes: zo raken ze makkelijk vocht kwijt

Huidmondjes aan de bovenkant v.h. blad bij waterplanten zoals lelies

Luchtkanalen: kunnen lucht brengen bij de delen die onder water staan

Geen huidmondjes bij planten die helemaal onder water leven

Slide 32 - Slide

BS 6 - Planten bij weinig licht
Zonplanten: hebben veel licht nodig, groeien slecht in de schaduw

Schaduwplanten: hebben weinig licht nodig, groeien slecht in het licht

Klimplanten: gebruiken andere planten om naar boven te klimmen

Slide 33 - Slide

Wat is een populatie?
A
Een ecosysteem.
B
Alle levende organismen in een gebied.
C
Een enkeling van een soort.
D
Een groep individuen van dezelfde soort.

Slide 34 - Quiz

Aanpassing aan een biotische factor
Aanpassing aan een abiotische factor
Dikke vacht
Dunne vacht
Snavel voor soort voedsel
Gifstoffen zodat de plant niet wordt opgegeten
Zwemvoeten 
Aanpassing aan weinig licht

Slide 35 - Drag question

Een plant heeft stekels in plaats van bladeren, waar is dit een aanpassing voor?
A
Weinig water
B
Veel water
C
Weinig mineralen
D
Veel voedsel

Slide 36 - Quiz

Water
+
+
-->
Fotosynthese:
+
.........
........
.........
..........
........

Slide 37 - Drag question

Wat is de functie van huidmondjes?
A
Water en mineralen vervoeren
B
Fotosynthese
C
Stoffen uitwisselen met de lucht
D
Glucose omzetten in andere stoffen

Slide 38 - Quiz

Hoe goed gevoel heb je op dit moment voor de toets?
Een heel goed gevoel!
Best een goed gevoel
Geen goed maar ook geen slecht gevoel
Best een slecht gevoel
Een heel slecht gevoel

Slide 39 - Poll

Dat was de instructie
Stel vragen als je iets niet begrijpt!
Succes verder met leren!
Maak de test jezelf online of ga aan de slag met de examenopgaven in je boek

Slide 40 - Slide

Extra uitleg
Videos van biologie met Joost

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Extra oefenen
Examenopgaven van Ecologie
Extra uitleg en oefenopdrachten voor ecologie

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Slide 50 - Link