Les 20.2 - spanning

Les 20.2
spanning
Lesplanning:
  1. Uitleg lading, spanning en stroomsterkte
  2. Maken  §4.2 opgave
    12, 13, 14, (15), (17), 18, 19, 20 en 21
  3. Welk woord mist?
  4. Vaardighedendossier
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 20.2
spanning
Lesplanning:
  1. Uitleg lading, spanning en stroomsterkte
  2. Maken  §4.2 opgave
    12, 13, 14, (15), (17), 18, 19, 20 en 21
  3. Welk woord mist?
  4. Vaardighedendossier

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Stroomsterkte is ...
A
Het aantal elektronen dat per seconde een punt in de stroomkring passeert.
B
De hoeveelheid energie dat een elektron afgeeft.
C
De hoeveelheid lading dat per seconde een punt in de stroomkring passeert.
D
De snelheid waarmee de elektronen bewegen.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Stroomsterkte
De hoeveelheid lading dat per seconde een 
bepaald punt in de 
stroomkring passeert.
I=tQ
I de stroomsterkte in Ampère (A)
Q de lading in Coulomb (C)
t de tijd in seconden (s)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De stroomsterkte door een lampje
wordt bepaald door...

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Weerstand, spanning 
 en stroomsterkte

R=IU

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe ontstaat elektrische stroom?

Bij een “groot” ladingsverschil 
bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.

Slide 6 - Slide

Aantrekking
Ladingsverschil = spanning

Spanning
Door een spanning over de draad aan te sluiten gaan de vrije elektronen van de negatieve naar de positieve pool bewegen. 
-
+
De vrije elektronen bewegen continu maar pas als je er spanning over zet bewegen ze netto in één richting, dan is er sprake van elektrische stroom.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Spanning
De hoeveelheid elektrische energie dat een lading afgeeft tussen twee punten in de stroomkring. 

San Rafael waterval in Ecuador
Je kan het vergelijken met zwaartekracht; wanneer water van een punt met meer potentiele energie naar een plaats met een lagere potentiele energie stroomt komt er energie vrij. Die energie kan je gebruiken om apparaten (bijvoorbeeld een waterrad) van energie te voorzien.

U=QΔE
U de spanning in volt (V)
ΔE energieverschil in joule (J)
Q de lading in Coulomb (C)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldopgave
Het opladen van een bepaalde mobiele telefoon via een adapter duurt 90 minuten. Op de adapter lezen we: '230 V; 0,15 A’.

Bereken hoeveel energie het opladen heeft gekost.

Slide 9 - Slide

I = Q / t 
U = DE / Q
Wat weet je nog van schakelingen tekenen?
Teken in je schrift een parallelschakeling met daarin de volgende componenten:
  • twee lampjes;
  • één schakelaar die één van de twee lampjes aan/uit zet;
  • twee batterijen in serie geschakeld.
  • ampèremeter die de stroom door één van de lampjes meet.
  • voltmeter die de spanning over één van de lampjes meet.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Maken en nakijken in je schrift
§2.2 opgave 12, 13, 14, (15), (17), 18, 19, 20 en 21
Eerder klaar: ga verder met opgave 22, 24 en (25)
timer
20:00

Slide 11 - Slide

4, 

Welk woord mist?


  • In drie- of viertallen.
  • Stukjes tekst zo snel mogelijk bij de juiste begrippen leggen.
  • De stukjes tekst vormen samen een geheel.
spanning, stroomsterkte of lading

Slide 12 - Slide

Stukjes tekst (vormen samen een geheel) bij het juiste begrip (spanning, stroom/stroomsterkte en lading) in het lokaal leggen).
Vaardighedendossier
Tot het einde van de les.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions