V2A laatste les Elektriciteit herhaling

Laatste les V2A
Elektriciteit Nova

Schrijf op in je aantekeningenschrift wat je NIEUW geleerd hebt. (komt niet op de toets)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Laatste les V2A
Elektriciteit Nova

Schrijf op in je aantekeningenschrift wat je NIEUW geleerd hebt. (komt niet op de toets)

Slide 1 - Slide

Spanningsbronnen
phet





dus..
  • Een spanningsbron "pompt" elektronen door een circuit
  • De hoogte van de spanning bepaalt hoeveel energie elk elektron meekrijgt
  • De spanning geven we aan in de eenheid Volt

Slide 2 - Slide

Spanningsbronnen (2)
  • Het stopcontact of lichtnet
  • Wisselspanning
  • 230 V (in andere landen vaak 110 V)

  • Batterijen en accu's
  • Gelijkspanning
  • altijd 1,5 V of een veelvoud daarvan

  • Batterijen schakelen
  • Serie
  • Totale spanning is de optelsom


  • Parallel
  • Spanning blijft hetzelfde

Slide 3 - Slide

Elektrische stroom
  • Als gevolg van een spanning kan
    er een (elektronen-)stroom gaan lopen

  • Hiervoor is een gesloten circuit nodig

  • De spanningsbron geeft energie mee
    aan de elektronen
    (hoe groter de spanning, hoe meer energie)

  • De elektronen geven de energie onderweg
    af aan bv een lamp

  • In de lamp wordt de elektrische energie
    omgezet in stralings-energie (licht en warmte)

Slide 4 - Slide

Geleiders en isolatoren
Een isolator is een stof waarin de elektronen niet kunnen stromen
1
Een geleider is een stof waarin de elektronen kunnen stromen
2
De elektronen "springen" als het ware van het ene atoom naar het andere
3

Slide 5 - Slide

Stroomsterkte
  • De stroomsterkte is de hoeveelheid lading
    die per seconde door de kring stroomt.
  • We meten de stroomsterkte in Ampère (A)
  • 1 Ampère = 1 Coulomb per seconde
  • 1 Coulomb = 6,3 x 10^19 elektonen
  • da's 63.000.000.000.000.000.000
  • da's best veel

  • De stroomsterkte wordt door 2 factoren bepaald.
  1. De Spanning
    Hoe groter de spanning, hoe groter de stroom
  2. De weerstand
    Hoe gemakkelijker de elektronen door de kring kunnen, hoe groter de stroom
Phett

Slide 6 - Slide

Schakelsymbolen
  • Het is lastig om steeds lampjes, batterijen, koelkasten en elektromotoren te tekenen.
  • Daarom gebruiken we daarvoor symbolen



  • In dit plaatje de belangrijkste
  • In je BINAS staan er nog veel meer



  • Dat waren er wel heel erg veel
  • Gelukkig hoef je die niet allemaal uit je hoofd te kennen

Slide 7 - Slide

Schakelschema's
teken met potlood de basis.
een mooie rechthoek
1
teken de batterij
2
teken het lampje
3
teken de schakelaar
4
nu alleen nog de aansluitdraden
5
Teken een batterij, een lamp en een schakelaar in serie

Slide 8 - Slide

Iets lastiger
Teken een parallelschakeling van een weerstand en een lampje,
waarin de stroom door het lampje wordt gemeten
Begin weer met de basis
1
In de opdracht staat geen batterij, maar zonder spanning geen stroomkring dus ...
2
Teken de lamp en de weerstand in aparte stroomkringen
3
Teken de stroommeter in de kring van het lampje
4
en als laatste weer de draadjes.
5

Slide 9 - Slide

Oppassen dus ... en
veiligheidsmaatregelen nemen
Zorg ervoor dat de ontwikkelde warmte weg kan.
Als er teveel warmte wordt ontwikkeld of de warmte niet weg kan
Zorg ervoor dat de stroom niet te groot kan worden
Zorg ervoor dat de stroom niet te groot kan worden.
Verdeel daarvoor de stroom over meerdere groepen.
Aardlekschakelaar

Slide 10 - Slide

Elektriciteit is een vorm van energie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Hoe groter de spanning,
A
Hoe groter het vermogen
B
Hoe kleiner de energie
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 12 - Quiz

De spanning is....
A
1,2 V
B
7 V
C
6 V
D
12 V

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van spanning?
A
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Hoeveel elektronen er per seconde langs komen
C
De hoeveelheid energie van elk elektron

Slide 14 - Quiz

Wat is spanning
A
Hoeveelheid stroom
B
Hoeveelheid deeltjes die per seconde voorbij komen
C
De energie die deeltjes met zich mee dragen
D
De benzine in de tankautos

Slide 15 - Quiz

Andere vormen van energie zijn:
Licht, geluid, beweging en gewicht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Elektrische apparaten zetten elektrische energie om in andere vormen van energie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Een lamp zet alle elektrische energie om in licht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Het energieverbruik is in de laatste 50 jaar meer gestegen dan in de 2000 jaar daarvoor
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

In Nederland wordt meer dan 90% van de energie opgewekt uit fossiele brandstoffen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Fossiele brandstoffen raken op
daarom noemen we ze "duurzaam".
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Het grootste nadeel van fossiele brandstoffen is de CO2-uitstoot en als gevolg daarvan de opwarming van de aarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Duurzame energiebronnen hebben geen CO2-uitstoot en raken nooit op
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Duurzame energiebronnen hebben minder negatieve invloed op het milieu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Alle metalen kunnen worden gemagnetiseerd
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Metalen die gemagnetiseerd kunnen worden zijn:
A
lood, ijzer en zink
B
ijzer, zink en nikkel
C
lood, cobalt en ijzer
D
ijzer, nikkel en cobalt

Slide 26 - Quiz

Welke bewering klopt
A
Gelijknamige- en ongelijknamige polen stoten elkaar af
B
Gelijknamige polen stoten elkaar af en ongelijknamige polen trekken elkaar aan
C
Gelijknamige polen trekken elkaar aan en ongelijknamige polen stoten elkaar af
D
Gelijknamige- en ongelijknamige polen trekken elkaar aan

Slide 27 - Quiz

Een elektromagneet kun je aan- en uit zetten
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz