Les 3.5 4 dec

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

 Today

• Check homework exercises

• Pronunciation vocabulary 3.3

• Explain grammar: possessive pronouns

       -  Practice in LessonUp 

• Work on homework exercises

Check homework 

Exercise 15, 16, 17

page 98

Vocabulary

Page 169

Pronunciation vocabulary 3.3

Repeat the words

Please take

your notebook in

front of you

Possessive pronouns

my	mijn
your	jou/jullie
his	zijn
her	haar
its	zijn/haar
our	onze
their	hun

Bezittelijke voornaamwoorden gebruik je om aan te geven dat iets van jou of van iemand anders is.

      Bij dit rijtje staat er altijd een zelfstandig

      naamwoord ACHTER

• Her eyes are blue. 
• Their house is very big.

Possessive pronouns

That bike is mine	Die fiets is van mij
That bike is yours	Die fiets is van jou/jullie
That bike is his	Die fiets is van hem
That bike is hers	Die fiets is van haar
That bike is ours	Die fiets is van ons
That bike is theirs	Die fiets is van hen

In het Nederlands zeg je: ...... is van mij / de mijne etc. 

Bij dit rijtje staat er GEEN zelfstandig naamwoord achter.

Possessive pronouns

He's a friend of mine	Hij is een vriend van mij
He's a friend of yours	Hij is een vriend van jou/jullie
You're a friend of his	Jij bent een vriend van hem
He's a friend of hers	Hij is een vriend van haar
He's a friend of ours	Hij is een vriend van ons
He's a friend of theirs	Hij is een vriend van hen

In het Nederlands zeg je: de/het/een/die/dat/dit/deze ...... van mij etc.

Bij dit rijtje staat er ook GEEN zelfstandig naamwoord achter.

I really like chocolate. It's ...... favourite food!

The children are playing outside.
...... clothes are dirty.

Does Kate like Lisa? Yes, Lisa is
a friend ......

That pen doesn't belong to you. It's ......

We have a dog. It's called Benji and
it is ...... only pet.

Is Peter a friend ...... ? Yes, he is
my best friend.

Study: Vocabulary 3.3 (page 169)

Do: Exercise 18 & 19 (page 100-101)

Do: Exercise 4 (GB page 9)

Friday the 6th of December