H7 Evolutie 7.3

7.3 leerdoel
7.3 Ontstaan van fossielen

16) Je leert hoe wetenschappers de ouderdom van fossielen bepalen en wat een bouwplan zegt over de verwantschap tussen soorten.




1 / 24
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

7.3 leerdoel
7.3 Ontstaan van fossielen

16) Je leert hoe wetenschappers de ouderdom van fossielen bepalen en wat een bouwplan zegt over de verwantschap tussen soorten.




Slide 1 - Slide

Lever foto's van je huiswerk van 7.1 en 7.2 in. Niet af? Wees dan eerlijk over wat je wel hebt gedaan en wanneer je achterstanden gaat inhalen.

Slide 2 - Open question

Leg uit hoe de beenlengte van cheetahs door evolutie optimaal wordt.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Wat zijn fossielen?
A
Botten van uitgestorven dieren
B
Versteende resten van planten of dieren
C
Een afdruk van een dier in een steen
D
Een model van een dinosauriër

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Met hulp van gidsfossielen kunnen wetenschappers aardlagen dateren. Welke fossielen zijn het best te gebruiken als gidsfossielen?
A
Een fossiel dat alleen in een bepaald gebied voorkomt.
B
Een fossiel dat wijdverspreid voorkomt.
C
Een fossiel van een soort die gedurende lange tijd op aarde heeft geleefd.
D
Een fossiel van een soort die slechts een korte tijd voorkwam.

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist

Gidsfossielen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. korte tijd geleefd hebben
2. verspreid over de aarde voorkomen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Juist of onjuist

Het gebruik van gidsfossielen is een voorbeeld van relatieve ouderdomsbepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Omschrijf in je eigen woorden hoe absolute datering met koolstof-14 ('koolstofdatering') werkt.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welke stelling over homologe en analoge organen is juist?
A
Homologe organen hebben altijd dezelfde functie
B
De vleugel van een vlieg en de vleugel van een vleermuis zijn analoog
C
Analoge organen zien er ongeveer hetzelfde uit
D
Analoge organen zijn ontstaan bij een recente gemeenschappelijke voorouder

Slide 19 - Quiz

Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Homologe organen
D
Uitsterven van soorten

Slide 20 - Quiz


Wat zijn dit?
A
analoge organen
B
rudimentaire organen
C
gemuteerde organen
D
homologe organen

Slide 21 - Quiz

Even testen..... Is dit een rudimentair, analoog of homoloog orgaan? De duim van de mens en de panda
A
Rudimentair
B
Analoog
C
Homoloog
D
Geen van 3en

Slide 22 - Quiz

Even testen..... Is dit een rudimentair, analoog of homoloog orgaan? Het staartbeen van de mens
A
Rudimentair orgaan
B
Analoog orgaan
C
Homoloog orgaan
D
Geen van 3en

Slide 23 - Quiz

Homologe organen hebben een overeenkomstige grondvorm door
A
overeenkomst in functie
B
genetische variatie
C
door verwantschap
D
genetic drift

Slide 24 - Quiz