Samenvatting H9

H9 Lineaire vergelijkingen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H9 Lineaire vergelijkingen

Slide 1 - Slide

Uitleg werkwijze
We gaan dit hoofdstuk werken met een leerdoelkaart.
Je bekijkt op 3 momenten hoe je eigenlijk voorstaan.
Aan het begin - middenin - aan het eind.

Hoe beheers je de te behalen leerdoelen?
  • Onvoldoende 
  • Voldoende (bedoeling is duidelijk, het uitwerken lukt nog niet goed)
  • Goed 
  • Uitmuntend (Je kan het je klasgenoten goed uitleggen)


timer
10:00

Slide 2 - Slide

Uitleg werkwijze
Aanpak
Je werkt in je eigen tempo het hoofdstuk door. 
Je kiest de leerroute die bij jou past.

De uitleg kun je in je boek vinden en in de gedeelde LessonUp. 
Maak voor jezelf aantekeningen in je schrift. 
LET OP!   Hier begin je mee voordat je begint met een paragraaf.

Paragraaf af, dan kijk je werk na en verbeter je je fouten (uitwerkingen staan in magister).
Je bepaalt dus zelf wat je huiswerk wordt voor de volgende les. 

Zorg er altijd voor de je de laatste les voor de toets alle stof behandeld hebt. 
De laatste les voor de toets is de vragenles.

Slide 3 - Slide

Uitleg werkwijze
Zelfstandig aan de slag.
Kom je ergens niet uit, pak dan eerst de aantekeningen erbij.
Lukt het dan nog niet? Vraag je klasgenoot om hulp.
Komen jullie er samen niet uit? Vraag de docent om hulp.

Na elke paragraaf bestaat er de mogelijkheid om een kleine check te doen. 
Dit zal ik doen door formatieve toetsen, schrift controle en/of LessonUp.


De datum van het proefwerk staat vast, namelijk: vrijdag 20 maart.


timer
10:00

Slide 4 - Slide

Voorkennis

Slide 5 - Slide

Haakjes wegwerken.
Drie manieren om haakjes weg te werken (zie H5).
  • Een rechthoek tekenen en de oppervlakte berekenen
  • Een vermenigvuldigingstabel gebruiken
  • De papagaaienbek methode toepassen


Slide 6 - Slide

Verschil formule en vergelijking.
Een formule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. Een formule heeft twee variabelen.


Een vergelijking heeft één variabele
Door de vergelijking op te lossen kun je de waarde van de variabele berekenen.
 y = 2x + 3
 12 = 2+ 3

Slide 7 - Slide

Formule of vergelijking
Formule  (berekenen)
Een formule heeft 2 of meer verschillende variabelen. 
Bijvoorbeeld: y = 3 x + 4

Vergelijking   (oplossen)                                                                Een vergelijking heeft 1 variabele. 
Bijvoorbeeld: 3 x + 4 = 10                                                





Slide 8 - Slide

Kwadratische vergelijkingen oplossen
Als je de kwadratische vergelijking in de vorm x² = getal hebt geschreven kun je aflezen hoeveel oplossingen deze heeft.       

getal > 0    De vergelijking heeft twee oplossing (positief en negatief).

getal = 0    De vergelijking heeft een oplossing, namelijk x=0.

getal < 0   De vergelijking heeft geen oplossing, want een wortel uit een negatief getal
               bestaat niet.

Slide 9 - Slide

Kwadratische vergelijkingen oplossen
Stap 1      Neem de vergelijking over.
Stap 2     Schrijf in de vorm x² = getal. 
Stap 3     Werk het kwadraat weg.
Stap 4     Bereken de oplossing(en).
Stap 5    Controleer de oplossing(en).


vb. x2- 2 = 14
1)  x2 = 16
2) x = 16   v    x = -√16
3) x = 4      v   x = -4
4) (-4)2= 16
      42 = 16

Wat je links doet moet je rechts ook doen (balansmethode).
Of gebruik de bordjesmethode.
Weet je nog?     
Kwadraat en wortel heffen elkaar op.   √(x2) = x
Het woordje of geven we in de wiskunde aan met het symbool v.

Slide 10 - Slide

Lineaire formule
y = 3 x + 8         y = 3 - 9 t
Hellingsgetal

Het getal voor de variabele x.

Het hellingsgetal is de vaste toename of afname bij een stap van 1.

Stapgrootte.



Startgetal

Het getal waar de grafiek op de verticale as begint.

Het getal in de tabel onder de waarde 0.

Begingetal



Slide 11 - Slide

Paragraaf 1 en 2
Balansmethode

Slide 12 - Slide

Vergelijkingen oplossen
Bordjes methode (vorig schooljaar)



Balansmethode (nu)                                                                                                                 





Dit kan alleen als je aan een kant van het = teken een variabele hebt staan!
71 = 6q+32

Slide 13 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
    
   

Slide 14 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32

   

Slide 15 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 

   

Slide 16 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 
      : 6    :6
     
   

Slide 17 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 
      : 6    :6
      6,5 =              
   

Slide 18 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 
      : 6    :6
      6,5 =                 Dus q = 6,5  
   

Slide 19 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
    
   

Slide 20 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
  
   

Slide 21 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
 -7 m - 18 =     17
   
   

Slide 22 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
 -7 m - 18 =     17
        + 18      + 18 
  

Slide 23 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
 -7 m - 18 =     17
        + 18      + 18 
   -7 m     =     35
  
   

Slide 24 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
 -7 m - 18 =     17
        + 18      + 18 
   -7 m     =     35
      : -7             :-7
            
   

Slide 25 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode!  Welke waarde heeft m?
 -2 m - 18 = 5 m + 17
 -5m          -5m
 -7 m - 18 =     17
        + 18      + 18 
   -7 m     =     35
      : -7             :-7
           m = -5      
   

Slide 26 - Slide

Oplossen van een vergelijking
Stap 1  Noteer de vergelijking.
Stap 2 Vereenvoudig beide kanten van het =-teken.
Stap 3 Los op met de balansmethode.
Stap 4 Geef antwoord op de vraag.
Stap 5 Controleer je antwoord (vul de variabele in).








Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Paragraaf 3

Slide 30 - Slide

Snijdende lijnen
In het snijpunt van twee grafieken hebben beide formules dezelfde uitkomst.
Schrijf de vergelijking op.
Beide formules aan elkaar gelijkstellen.
1
Bereken de x-coördinaat. Los de vergelijking op!
Dit hebben we gehad in paragraaf 9.1
  • Balansmethode 
2
Bereken de y-coördinaat. Vul je oplossing in beide formules.
Dit is gelijk een controle of je oplossing juist is.
3
Geef de coördinaten van het snijpunt!
Let op je notatie!
4
Controle
Controleer je antwoord. x-coordinaat invullen in andere formule.
5

Slide 31 - Slide

Paragraaf 4
Lees goed de theorie van het boek door.

Slide 32 - Slide

Lineaire formule
De standaardvorm van een lineaire formule: 
Er is een verband tussen de variabelen x en y.

Waarbij
a = hellingsgetal (stapgrootte)
b = startgetal (begingetal)
 y = a x + b

Slide 33 - Slide

Paragraaf 5

Slide 34 - Slide

Omslagpunt
Het snijpunt van twee grafieken wordt ook wel het omslagpunt genoemd.

= is gelijk aan

< is kleiner dan
> is groter dan

Slide 35 - Slide

Ongelijkheden oplossen
Stappenplan
Maak de vergelijking die bij de ongelijkheid hoort.
2
Los de vergelijking op!
Dit hebben we gehad in paragraaf 9.1
  • Balansmethode 
3
Geef op een getallenlijn aan of ze wel of niet voldoen aan de ongelijkheid.

Zet een = teken bij de oplossing.

Zet een krul of "g" bij wat klopt en een kruisje of "f".

4
Schrijf de oplossing van de ongelijkheid op!

Let op je notatie!

> groter dan < kleiner dan = is gelijk aan

5
Schrijf de ongelijkheid.
1

Slide 36 - Slide