werkwoorden in de verleden tijd deel 4

Werkwoorden in de verleden tijd, deel 4.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden in de verleden tijd, deel 4.

Slide 1 - Slide

Wat is de ik-vorm van het
werkwoord " lachen" ?

Slide 2 - Mind map

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "malen"?

Slide 3 - Mind map

Wat is de ik- vorm/stam van het
werkwoord "zwijgen"?

Slide 4 - Mind map

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "blijven"?

Slide 5 - Mind map

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Vechtte hij de wedstrijd helemaal uit?
B
Ik werdt daar heel vrolijk van.
C
Deze winter vroor het niet hard.
D
Kwaad smijtte ze de spullen op de grond.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
De kaas smoldt snel in de pannetjes.
B
Ik sloodt de deur toen het begon te regenen.
C
Staarde dat meisje mij de hele tijd aan?
D
De kinderen schuifden de stoel onder de tafel.

Slide 7 - Quiz

Stappen
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
6. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
4. Haal de -en van het werkwoord. 
5. Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

Slide 8 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 9 - Slide

struikelen(VT)
De bediende..................over de voet.

Slide 10 - Open question

haasten(TT)
Ik...............me om de trein te halen.

Slide 11 - Open question

lachen(VT)
De kinderen....................de leerkracht uit.

Slide 12 - Open question

glanzen(TT)
De kerstbal ...............in het licht.

Slide 13 - Open question

fietsen (VT)
Hij...............iedere dag naar school.

Slide 14 - Open question

springen(VT)
Evelien ...............in het zwembad.

Slide 15 - Open question

bonzen (VT)
De jongen...............hard op de deur.

Slide 16 - Open question

raden (VT)
Destiny................het goede getal.

Slide 17 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 18 - Slide