Histoire de la littérature Moyen Age V5

Histoire de la littérature

Le Moyen Âge
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Histoire de la littérature

Le Moyen Âge

Slide 1 - Slide

Van wanneer tot wanneer waren de Middeleeuwen ongeveer?
A
500-1500
B
600-1600
C
200-1200
D
300-1300

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Noteer zoveel mogelijk woorden die typerend zijn voor de Middeleeuwen.

Slide 4 - Mind map

Achtergrond middeleeuwen
- vaak geromantiseerd in films en series, maar ....
> veel oorlog, honger, besmettelijke ziektes zoals de pest, cholera en de pokken 
> gemiddelde leeftijd 35 
> analfabetisme

Slide 5 - Slide

Driedeling middeleeuwen
Vroege middeleeuwen (500-850)
  • volksverhuizingen 
  • verspreiding van het christendom
Hoge middeleeuwen (950-1300)
  • stabiele feodale maatschappij 
  • ontwikkeling literatuur en wetenschap 
Late middeleeuwen (1300-1500)
  • opkomst van steden en burgerij 
  • het grootste gedeelte van de maatschappij behoort niet tot een van de drie standen

Slide 6 - Slide

Hoe was de Europese maatschappij in de middeleeuwen?

Slide 7 - Open question

De middeleeuwse maatschappij



1. Standenmaatschappij
2. Theocentrisch

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Het feodale stelsel 

Slide 10 - Slide

Theocentrisme
  • Het geloof in God speelt een belangrijke rol in de maatschappij.
  • Alleen geestelijken konden lezen en schrijven. 
  • Mensen moesten hard werken, goed leven en veel bidden om in de hemel te kunnen komen.  
  • Memento mori

Slide 11 - Slide

Wat is kenmerkend voor de middeleeuwse literatuur?

Slide 12 - Open question

De werken zijn geschreven in dichtvorm. De literatuur werd mondeling doorgegeven en dan is het makkelijker te onthouden als de regels rijmen.

Slide 13 - Slide

Literatuur werd mondeling overgeleverd en was vaak anoniem. Welke zin is onjuist?
A
De meeste mensen konden niet lezen.
B
Het individu was onbelangrijk in de ME.
C
Rijm was gemakkelijk te onthouden.
D
Heldendaden waren spannend en snel doorverteld.

Slide 14 - Quiz

Wat is geen genre in de Middeleeuwen?
A
Chansons de geste
B
Roman courtois
C
Satire sociale
D
Tragédies

Slide 15 - Quiz

Wat is een chanson de geste?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 16 - Open question

Wat is een roman courtois?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 17 - Open question

Van welk boek was Chrétien de Troyes auteur?
A
Perceval ou le Conte du Graal
B
Le Roman de Renart
C
La Chanson de Roland
D
La Ballade des pendus

Slide 18 - Quiz

Wat is le Roman de Renard?

Slide 19 - Open question

Chrétien de Troyes
  1. Regel 1-18, waarover zijn Yvain en Gauvain het oneens?
  2.  Regel 19-27, aan wie vraagt de koning om zich te melden? 
  3. Regel 28-36, de koning laat haar kiezen uit twee oplossingen, welke?
  4. Regel 37-40, maakt het voor haar veel uit welke oplossing ze kiest?
  5. Maakt het voor iemand anders uit welke oplossing ze kiest?
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Chrétien de Troyes
  1. Gauvain en Yvain moeten tegen elkaar strijden. Leg uit dat de reden van hun strijd overeenkomt met wat je weet over le roman courtois.
  2.  In hoeverre is het begrip eer, zoals Chrétien de Troyes het hier gebruikt, typisch middeleeuws?

Slide 21 - Slide

Le Roman de Renard
Lees regel 1 – 18.
  1. Wanneer speelt het verhaal zich af?
  2. Waarom is het moeilijk voor Ysengrin om te gaan vissen?
  3. Wat wordt er in regel 7 bedoeld met l'engin?
  4. Wat moet Renard doen van Ysengrin?
  5. Wat raadt Renard hem aan?
  6. Waar gaat Renard heen terwijl Ysengrin zit te vissen?
  7. Wat gebeurt er vervolgens met Ysengrin?

timer
10:00

Slide 22 - Slide

Le Roman de Renard
Lees regel 19 – 25.
  1. Als het ochtend wordt, roept Ysengrin Renard te hulp. Wat denkt Ysengrin?
  2. Waarom begint Renard te lachen?
  3. Vertaal de laatste regel: Qui tout convoite perd le tout.

Slide 23 - Slide

Le Roman de Renard
  1. Wat is de moraal van dit verhaal?
  2. Leg uit dat dit middeleeuwse verhaal symbolisch is voor de maatschappij in die tijd.
  3. Denk je dat de moraal ook nu nog geldt? Waarom wel of waarom niet?

Slide 24 - Slide