Gesprekken voeren T&H lj1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

GESPREKKEN VOEREN
Periode 4 Travel & Hospitality

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les vandaag: LBC en NED 
  • Nieuwjaarshapje  > goede voornemens leefstijl
  • Verschil dialoog en monoloog
  • Soorten dialogen/gesprekken
  • Gespreksvaardigheden
  • Feedbackgesprek

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gesprekken kun je verdelen in drie verschillende soorten: de monoloog, dialoog en het groepsgesprek. 
Bij een monoloog spreekt één iemand. Die persoon houdt bijvoorbeeld een spreekbeurt of vertelt een verhaal. 
Bij een dialoog praten twee mensen met elkaar. 
Als er drie of meer mensen met elkaar praten, dan is dat een groepsgesprek. Soorten gesprekken horen niet alleen bij kijken en luisteren, maar ook bij spreken.
Uitleg soorten gesprekken

Slide 4 - Slide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Dialoog met je gesprekspartner
  • Tijdens het gesprek, stem je je taalgebruik en uitleg af op je gesprekspartner.
  • Formele taal: bij een zakelijk gesprek, bij iemand die je niet kent of ouder is dan jij bent. Je spreekt de ander aan met 'u' en je bent beleefd.
  • Informele taal: bij een gesprek met een vriend, bekende of leeftijdsgenoot. Je spreekt de ander aan met 'je' en bent wat vrijer in je taalgebruik. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Goed gesprek = luisteren (LSD)
Luisteren 

Samenvatten - parafraseren  [controle info + leiding nemen]

Doorvragen [herhalen, verduidelijken, doorvragen, stilte]

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ACTIEF LUISTEREN = BETROKKEN ZIJN
- afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
- lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 
- knikje, 'mimiek'
- luistergeluiden [hmhm]
- de ander laten uitpraten
- samenvatten / doorvragen




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Feedback: wat is het?
  • Een reactie op het gedrag of het werk.
  • Het gedrag of het werk is goed. Je krijgt of geeft  een compliment.
  • Het gedrag of het werk kan jij of de ander verbeteren. Jij of de ander geeft op de juiste manier de grens aan. Het doel is om  gedrag of werk te verbeteren. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tips feedback ontvangen
  • Word niet boos.
  • Vraag om een toelichting als iets niet duidelijk is.
  • Bedank de ander.
  • Doe iets met de feedback.

Ga naar blz. 56 in het boek Grondstof/loopbaan

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

3.1 Grenzen aangeven
Lees en maak blz. 56 t/m 59

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Grenzen docenten,
reactie op gedrag vorig jaar

  1. we willen dat je op tijd bent
    De lessen en toetsen starten op het tijdstip dat in het rooster staat. Te laat? Geen toegang meer. Ook niet als het 'slechts' vijf minuten is. Je moet een halfuur wachten.
  2. we willen dat je alle spullen bij je hebt 
    Geen boek/laptop etc? Geen les.
  3. we willen dat je stil bent tijdens de instructie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Gespreksvaardigheid
De beurt nemen
  • Meestal laat je jouw gesprekspartner uitpraten en reageer je daarna.
  • Soms moet je je gesprekspartner onderbreken --> als je partner niet ingaat op je vraag, te veel uitweidt, je wilt verduidelijking vragen of bieden.
  • Als je de ander onderbreekt, doe je dat op een nette manier.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Gespreksvaardigheid
  • Als je zelf wordt onderbroken, kan dit terecht zijn. Dan laat je de ander aan het woord.
  • Als je zelf wordt onderbroken, kan je dit onterecht vinden. Dan vraag je op een beleefde toon of je de beurt mag houden. 
Op welke manier zou je dit kunnen doen?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Doorvragen
  • Als je tijdens een gesprek meer informatie wilt van je gesprekspartner, kun je doorvragen. Je stelt dan een vraag die ingaat op wat je gesprekspartner heeft gezegd. 
  • Je stelt vooral open vragen. Dit zijn vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vast staan. 
  • Een open vraag begint vaak met 'hoe', 'wat' of 'waarom'. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Miscommunicatie
  • Soms kun je je gesprekspartner verkeerd begrijpen. Dit heet miscommunicatie. 
  • Om miscommunicatie te voorkomen, kun je controle vragen stellen. Je vat dan samen wat de ander heeft gezegd en vraagt of je samenvatting klopt. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Actieve gesprekshouding
  • Zit rechtop en draai je lichaam naar je gesprekspartner toe.
  • Neem een open houding aan: leg je armen ontspannen op tafel en maak handgebaren.
  • Maak oogcontact met je partner. Je kunt hummen en knikken om je gesprekspartner aan te moedigen door te praten. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Inschrijven examen Spreken / Gesprek
Weet je hoe je dat doet?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions