6.2 Voedsel voor veel mensen

We gebruiken de aarde op 5 manieren:
1. Energie: voor verwarming, koken, licht, vervoer.
2. Voedsel: plantaardig en dierlijk voedsel
3. Water: om te drinken, te wassen en voedsel te bereiden (in Nederland gebruiken we ongeveer 128 L per persoon per dag).
4. Grondstoffen: voor alle spullen die we gebruiken, zoals katoen, ijzer, hout, aardolie, steen.
5. Afval: huishoudelijk afval, papier, plastic, afvalwater en afvalgassen

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We gebruiken de aarde op 5 manieren:
1. Energie: voor verwarming, koken, licht, vervoer.
2. Voedsel: plantaardig en dierlijk voedsel
3. Water: om te drinken, te wassen en voedsel te bereiden (in Nederland gebruiken we ongeveer 128 L per persoon per dag).
4. Grondstoffen: voor alle spullen die we gebruiken, zoals katoen, ijzer, hout, aardolie, steen.
5. Afval: huishoudelijk afval, papier, plastic, afvalwater en afvalgassen

Slide 1 - Slide

PTA M3/M4 22-24

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 6.2 - Voedsel voor veel mensen -
Je kunt uitleggen hoe boeren veel voedsel kunnen produceren

Je kunt uitleggen wat voor regels er voor boeren zijn wat betreft de mestproductie en bemesting

Je kunt uitleggen welke invloed gewasbeschermingsmiddelen op de omgeving hebben en hoe je dit tegen kunt gaan. 

Slide 3 - Slide

In het nieuws: stikstofprobleem
Wat is er aan de hand?

De film in de volgende dia geeft uitleg

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Bevolking

In Nederland leven ruim 17.000.000 mensen.
Al deze mensen eten dagelijks drie maaltijden.
Dit voedsel wordt voor een groot deel in Nederland geproduceerd.


Slide 6 - Slide

Veel voedsel produceren
Boeren proberen met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk voedsel te produceren.
Dat gebeurt op 4 manieren (zie volgende slides): 
  1. Veel van hetzelfde produceren
  2. Opbrengst verhogen
  3. Schade en ziekte voorkomen
  4. Supergewassen en supervee 

Slide 7 - Slide

  1.  Veel van hetzelfde produceren.
= monocultuur
Akkerbouw:
- makkelijk in te zaaien / onderhouden / oogsten
- minder verschillende machines nodig
intensieve veehouderij / bio-industrie
stallen op 1 manier inrichten -
1 soort voer en verzorging nodig -

Slide 8 - Slide

Bron 2

Slide 9 - Slide

Bron 4

Slide 10 - Slide

2. Opbrengst verhogen
= mestgebruik en krachtvoer
planten en dieren groeien hierdoor sneller
akkerbouw:
kunstmest: witte korrest met mineralen
dierlijke mest: poep en plas van dieren
veehouderij
voer met extra eiwitten en mineralen: krachtvoer

Slide 11 - Slide

4. Super gewassen en supervee
= veredeling / fokken, genetische modificatie
Zo worden er rassen met gunstige 
eigenschappen gemaakt.
akkerbouw:
- veredeling
snel groeiend ras met 
een groot  groeiend 
ras kruisen.
intensieve veehouderij / bio-industrie
fokken -
sterk ras (gezond) kruisen met een 
ras met hoge melkproductie
genetische modificatie (nieuwe rassen)

Slide 12 - Slide

Bron 6

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

Nu en huiswerk 
Volgende les maakwerk af 

- Lees blz 168 en 169
-Maak van 6.2: Maken opdr 3, 5, 6, 7, 8, 


Slide 15 - Slide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Les 2

Slide 16 - Slide

Vandaag

Maken we 6.2 af met:
 -Uitleg
 -Zelf de paragraaf lezen.
 -Maken van 6.2 opdracht: Maken opdr 3, 5, 6, 7, 8, + nakijken

 




Slide 17 - Slide

Leerdoelen 6.2 - Voedsel voor veel mensen -
Je kunt uitleggen op welke manieren boeren efficiënt proberen voedsel te produceren

Je kunt uitleggen wat voor regels er voor boeren zijn wat betreft de mestproductie en bemesting

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Regels voor boeren
Akkerbouw en veeteelt heeft gevolgen voor de omgeving.
Daarom moeten boeren aan veel regels voldoen.
Op de volgende slides meer over:
  1. Regels voor de mestproductie en bemesting
  2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
  3. Regels voor het welzijn van dieren

Slide 20 - Slide

1. Regels voor de mestproductie en bemesting
Regels:
  • Boeren mogen niet méér mineralen op het land brengen dan hun gewassen op kunnen nemen.
  • Boeren mogen de mest niet over het land verspreiden, maar moeten het met een machine in de grond spuiten = mestinjectie

Gevolgen overbemesting:
  • meer mineralen in de grond dan planten en akkers nodig zijn = milieuproblemen
  • mineralen zakken de bodem in en komen in het grondwater terecht = vermesting
    --> sommige planten soorten groeien te snel en overwoekeren andere soorten
    --> waterbloei (waterplantjes als alg en kroost groeien zeer snel)
  • verzuring van de bodem door ammoniak in dierlijke mest

Slide 21 - Slide

Bron 8

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Bron 10

Slide 25 - Slide

2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
Regels:
  1. De middelen moeten selectief zijn: doden zoveel mogelijk alleen de plaagorganismen.
  2. De middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn: bacteriën en schimmels kunnen het afbreken.

Slide 26 - Slide

Gevolgen gewasbeschermingsmiddelen
Als het niet selectief is: andere organismen worden ook gedood.
Als het niet biologisch afbreekbaar is: het gif blijft te lang in de bodem. 
Planten nemen het gif op. Dieren die de planten eten krijgen het gif ook binnen. De gifstoffen worden opgeslagen in het vetweefsel of de lever en zo wordt het gif steeds hogerop in de voedselketen doorgegeven. Bovenin de keten ontstaat dan gifophoping. De dieren die bovenaan in de keten staan, krijgen zoveel gif binnen, dat ze ook doodgaan.

Slide 27 - Slide

Bron 13

Slide 28 - Slide

3. Regels voor het welzijn van dieren
Regels:
  1. Dieren moeten een minimale ruimte hebben in de stallen.
  2. Dieren moeten zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen.

Gevolgen:
Wanneer dieren te weinig ruimte hebben of hun natuurlijke gedrag niet kunnen vertonen, gaan ze zich abnormaal gedragen.
Voorbeelden:
- Kippen: pikken elkaar en zichzelf
- Varkens: bijten in de stalen hekken

Slide 29 - Slide

Nu en huiswerk
 -Lees paragraaf 6.2, bekijk de bronnen goed! Kun je deze in eigen woorden uitleggen?
 -Maken van 6.2 opdracht: 10,12,14,16, 17, 18

Ben je klaar?
Check opdrachten 6.1 en 6.2
In je werkboek maak je ‘test jezelf’ van 6.1 en 6.2 (blz 212, 213) 
AS VRIJDAG SO over 6.1 en 6.2




Slide 30 - Slide

0

Slide 31 - Video