Recap unit 5 LY4

Unit 5
to be going to
gebiedende wijs
woordvolgorde
tag questions


1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Unit 5
to be going to
gebiedende wijs
woordvolgorde
tag questions


Slide 1 - Slide

To be going to
vorm van to be - going to - hele ww

In bevestigede zin, ontkennende zin en vragende zin

Slide 2 - Slide

Maak de volgende zin ontkennend. (-)
Anita is going to study for the test.

Slide 3 - Open question

Maak de volgende zin vragend. (?)
We are going to look for a party.

Slide 4 - Open question

Gebiedende wijs
De gebiedende wijs gebruik je om aan te geven wat iemand wel of niet moet doen.
Je gebruikt het hele werkwoord zonder to aan het begin van de zin. Wanneer iemand iets niet moet doen, zet je er don’t voor.

Slide 5 - Slide

Vertaal in het Engels met de gebiedende wijs:
Steek niet over!
A
Cross the road!
B
You shouldn't cross the road!
C
Don't cross the road.

Slide 6 - Quiz

Schrijf in het Engels een bijpassende zin in gebiedende wijs.

Slide 7 - Open question

Word order
Bijwoorden van frequentie (hoe vaak?)
  1. 1vóór het hoofdwerkwoord
  2. ná een vorm van to be (am / is / are / was / were)

Bijwoorden van plaats (waar of waarheen?)
aan het eind van de zin, maar vóór een bijwoord van tijd

Bijwoorden van tijd (wanneer?)
  1. aan het eind van de zin, ná een bijwoord van plaats (P vóór T)
  2. soms ook vooraan in de zin voor extra nadruk

Slide 8 - Slide

Which sentence is in
the correct word order?
A
Reading a book at the library she is.
B
A book at the library she is reading.
C
At the library she is reading a book.
D
She is reading a book at the library.

Slide 9 - Quiz

Correct word order:
celebrate - I - in the garden - my birthday - tonight

Slide 10 - Open question

Correct word order:
to New York - I - this autumn - a city trip - organised

Slide 11 - Open question

Tag questions
Ja-antwoorden maak je zo: 
Yes + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin

Nee-antwoorden maak je zo: 
No + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin + not / -n’t

Slide 12 - Slide

Question tags.
The man watched tv, ............. ?
A
don't he
B
doesn't he
C
did he
D
didn't he

Slide 13 - Quiz

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 14 - Quiz

Question tags
She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 15 - Quiz

Question Tags, complete:
There were a lot of people, ...?

A
there were
B
weren't they
C
were there
D
weren't there

Slide 16 - Quiz

Welk onderdeel wil je extra oefenen deze week?
To be going to
word order
tag questions
gebiedende wijs
woordjes / expressions

Slide 17 - Poll