Ik kan vier manieren noemen hoe de overheid de economie kan stimuleren
1. Meer geld investeren in infrastructuur
2. Inkomstenbelasting verlagen
3. Subsidie geven aan bedrijven
4. Investeren in verbetering van het onderwijs
Slide 8 - Slide
H6: De overheid en ons inkomen
Paragraaf 6.2
Ik kan..
..uitleggen welk inkomen in box1 valt
.. het belastbaar inkomen in box 1 berekenen
.. uitleggen wat een progressief belastingtarief is
..rekenen met het schijventarief
.. het verband tussen loonheffing en inkomstenbelasting uitleggen
Slide 9 - Slide
INKOMSTENBELASTING
box 1
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.
Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.
Slide 12 - Slide
Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.
BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, hoef je niet te kennen
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
Slide 13 - Slide
Inkomsten
+ bijtellingen
- aftrekposten
--------------------------
belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Box 1 (inkomen)
Inkomen= inkomen uit werk (brutoloon & nettowinst) en woning
Bijtellingen= verhoogd je belastbaar inkomen en levert een nadeel op.
Dit is bijvoorbeeld het eigenwoningforfait Een bedrag dat je bij je inkomen moet optellen en dat afhankelijk is van de waarde van je woning.
Slide 16 - Slide
Box 1 (aftrekpost)
Aftrekpost= verlaagd je belastbaar inkomen en levert een voordeel op
Hypotheekrente= de betaalde rente over je hypotheek
Giften = het geld dat je schenkt aan goede doelen
Reiskosten = kosten die je maakt voorwoon-werkverkeer met het openbaar vervoer
Slide 17 - Slide
Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen.
Het belastbaar inkomen bereken je als volgt: inkomen + bijtellingen - aftrekposten.
Slide 18 - Slide
Schijventarief
In box 1 bereken je de belasting over je
belastbaar inkomen met het schrijventarief.
Slide 19 - Slide
6.2 Hoe zwaar word je belast (deel 3)
Box 1 -> progressief belasttingtarief:
naarmate je inkomen toeneemt, wordt het belastingpercentage hoger.
te betalen belasting in box 1 bereken je mbt het schijventarief
Slide 20 - Slide
Box 3
Belasting over inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Deze inkomstenbelasting in box noem je ook wel vermogensrendementsheffing.
Bij deze belasting doet de overheid alsof je per jaar verdient aan rente met je spaargeld of winst op je belegging. Dit noem je fictief rendement.
Slide 21 - Slide
Heffingsvrij vermogen
Het eerste deel van je spaargeld is belastingvrij.
Heb je minder spaargeld dan het heffingsvrij vermogen, dan betaal je in box 3 geen belasting.
Slide 22 - Slide
Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.
Slide 23 - Slide
VOORBEELD
Jan heeft € 21.330 op zijn spaarrekening staan en verdient met beleggen € 18.670. Het heffingsvrij vermogen is € 25.000 en het fictief rendement 2,6%.
a. Wat is na aftrek van het heffingsvrij vermogen zijn belastbaar inkomen in box 3?
b. Hoeveel belasting moet Jan betalen in box 3?
Slide 24 - Slide
Directe belastingen
loon en inkomstenbelasting
vennootschapsbelasting
gemeentelijke belasting
Indirecte belastingen
btw
accijns
Niet belastinginkomsten
leges voor paspoort,
id-kaart of rijbewijs.
Slide 25 - Slide
Nivellering en denivellering
Nivellering:
Het verschil tussen arm en rijk wordt steeds kleiner
Hier kan de overheid voor zorgen.
Denivellering:
Het verschil tussen arm en rijk wordt steeds groter
Dit gebeurt als de overheid niks doet of een degressief belastingstelsel invoert
Slide 26 - Slide
Draagkrachtbeginsel
Bij het draagkrachtbeginsel kijkt de overheid na je inkomen om te bepalen hoeveel belasting je moet betalen.
Hoe meer geld je verdient hoe hoger de belasting wordt die je betaalt. (in procenten)
Slide 27 - Slide
Solidariteitsbeginsel
Hierbij staat iedereen een deel van zijn inkomen af, om de mensen zonder inkomen of met weinig inkomen financieel te helpen, zodat zij een acceptabel leven kunnen leiden.
Slide 28 - Slide
Solidariteitsbeginsel wordt uitgevoerd door:
Sociale zekerheid te bieden. Iedereen kan een uitkering krijgen, wanneer hij of zij niet meer kan werken of voldoende inkomen kan bemachtigen.
Mensen met lage inkomens extra inkomen geven, via zorgtoeslag en huurtoeslag.
Slide 29 - Slide
Profijtbeginsel
De overheid laat je meer belasting betalen, wanneer je gebruik maakt van collectieve goederen.
Slide 30 - Slide
Degressief en proportioneel tarief
Wanneer een land je steeds minder belasting laat betalen (in procenten), naarmate je meer verdient heeft een land een degressief belastingstelsel
Wanneer een land een belastingsysteem heeft met 1 belastingtarief heet dat een proportioneel belastingstelsel