Procenten - 8.3 Procenten in de praktijk

Vak: Rekenen
Hoofdstuk: Procenten
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Rekenen
Hoofdstuk: Procenten
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Open je boek op blz. 206


Huiswerk controle.




Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar hoeveelheden
-  kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar procenten


Leergebied overstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Nemen in hun agenda op wat ze de komende week moeten leren. 
- Past zijn planning (indien nodig) aan voor de andere helft van de week (minimaal 2 vakken).

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept (8 of hoger): Nick
Jij gaat zelfstandig aan de slag met opdracht 19 t/m 24 op blz. 207 t/m 211
--> Lees de theorie goed door


De rest doet mee met de mini-check 

Slide 4 - Slide

Welk fruit is met korting het goedkoopst?
A
Appels
B
Peren

Slide 5 - Quiz

15% van de leerlingen op een school komt met de scooter naar school.
1/8 van de leerlingen komt met de auto naar school.

Met welk vervoermiddel komt een groter deel van de leerlingen naar school?
A
auto
B
scooter

Slide 6 - Quiz

Een bioscoop heeft 4 bioscoopzalen. In elke zaal zitten 250 bezoekers.
16% van de bezoekers komt te laat.

Hoeveel bezoekers komen te laat?

Slide 7 - Open question

Wie maakt wat
Had je alle vragen goed dan mag je zelfstandig aan de slag met de opdrachten. 
Jullie gaan zelfstandig aan de slag met opdracht 19 t/m 24 op blz. 207 t/m 211
--> Lees de theorie goed door

De rest doet mee met de instructie

Slide 8 - Slide

Breuk/verhouding met percentage vergelijken door om te rekenen naar hoeveelheden
Je kunt een breuk of een verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar hoeveelheden.

Voorbeeld: Roeland en Sybren krijgen allebei 60 euro van hun opa. Roeland zet 35% van het bedrag op zijn spaarrekening. Sybren zet 1/3 van het bedrag op zijn spaarrekening. Wie heeft meer geld op zijn rekening gezet: Roeland of Sybren?

Stap 1: Reken de bedragen uit.                 Roeland: 35% van 60 euro = 21 euro
                                                                                       Sybren: 1/3 van 60 euro = 60:3= 20 euro
Stap 2: Vergelijk de uitkomsten.              21 euro is meer dan 20 euro. Roeland spaart meer. 

Slide 9 - Slide

Even oefenen
Een vriendengroep gaat met elkaar uit eten. De rekening is 280 euro. 
- Jens en Maaike betalen 15% van de rekening
- Ismael en Sarah betalen 1/4 deel. 

Wie betaalt het meest?

Slide 10 - Slide

Breuk/verhouding met percentage vergelijken door om te rekenen naar procenten
Je kunt een breuk of een verhouding ook met een percentage vergelijken door de breuk of verhouding om te rekenen naar procenten. 

Voorbeeld: In klas 3A heeft 35% van de leerlingen muziek als keuzevak gekozen. 
In klas 3B heeft 2/5 van de leerlingen muziek als keuzevak gekozen.
In welke klas heeft een groter deel van de leerlingen muziek als keuzevak gekozen: in 3A of 3B?

Stap 1: Reken de breuk om naar een percentage.           2/5 = 40/100 = 40%
Stap 2: Vergelijk de percentages:                                           40% is meer dan 35%

Slide 11 - Slide

Even oefenen
4/6 van de hulphonden is een labrador. 
25% van de hulphonden is een golden retriever. 

Van welk ras zijn er meer?

Slide 12 - Slide

Totaal berekenen (100%)
Als je een percentage gaat uitrekenen, moet je soms eerst het totaal nog uitrekenen. 

Voorbeeld: 
In fietsenwinkel Boogerd staan 35 stadsfietsen en 15 racefietsen. Hoeveel procent van de fietsen is een racefiets?

Stap 1: Reken het totaal uit.                                                                35+15= 50 fietsen.
Stap 2: Reken het gevraagd percentage uit.                              10% van 50 = 5 fietsen. 
                                                                                                                          30% van 50 = 15 fietsen.
30% van de fietsen is een racefiets. 

Slide 13 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Had je geen of 1 vraag goed bij de mini-check --> 
Dan maken we samen wat opdrachten.



 

Slide 14 - Slide

6. Zelfstandig werken
Jij gaat zelfstandig aan de slag met opdracht 19 t/m 24 op blz. 207 t/m 211
--> Lees de theorie goed door




Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na. 
Daarna ga je in studiemeter werken.
Je gaat verder met de oefeningen bij verhoudingen. 
timer
12:00

Slide 15 - Slide



 Aan het einde van deze les:
 - kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar hoeveelheden
- kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar procenten

Leerdoelen van deze les
Hoeveel sterren geef je jezelf? 
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren per doel. 
kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar hoeveelheden?
kun je een breuk of verhouding met een percentage vergelijken door om te rekenen naar procenten?

Slide 16 - Drag question

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Dinsdag 16 mei
Procenten opdracht 19 t/m 24 

Huiswerk LJ2: 
Dinsdag 16 mei
Procenten opdracht 19 t/m 24
Toetsen LJ1: 



Toetsen LJ2: 

Slide 17 - Slide