quickscan examen aardrijkskunde

quickscan examen aardrijkskunde H5 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

quickscan examen aardrijkskunde H5 

Slide 1 - Slide

quickscan
* 3 x 10 meerkeuze vragen
     * Arm en Rijk
     * Systeem Aarde
      * Wonen in Nederland
Noteer de dingen die je nog niet goed weet, ga daar nog aan studeren, oefenen etc. 

Slide 2 - Slide

Wereld, Arm en Rijk

Slide 3 - Slide

1. Wat is de beste indicator voor de ontwikkeling van een land?
A
BNP totaal
B
BNP per inwoner
C
HDI
D
Percentage werkzaam in de landbouw

Slide 4 - Quiz

2. Wat is NIET een typisch kenmerk van een perifeer land?
A
Leverancier van grondstoffen
B
Hoge grijze druk
C
Hoog geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer

Slide 5 - Quiz

3. Welk begrip hoort NIET in dit rijtje?
A
Opkomende landen
B
Perifere landen
C
BRICS-landen
D
Semi-perifere landen

Slide 6 - Quiz

4. Welke factoren versterkten NIET het proces van globalisering?
A
Verbetering transporttechnologie
B
Het ontwikkelen van Export Processing zones.
C
Verbetering informatie- en communicatie- technologie (ICT)
D
Protectionisme

Slide 7 - Quiz

5. Wat hoort NIET bij de Human Development Index (HDI) = VN-welzijnsindex
A
Inkomen
B
Verstedelijking
C
Gezondheidszorg
D
Onderwijs

Slide 8 - Quiz

6. Welk ontwikkeling hoort bij de laatste (5e) fase van de demografische transitie?
A
Toename van het sterftecijfer
B
Toename van de geboortecijfer
C
Toename van de bevolkingsgroei
D
Toename van de groene druk

Slide 9 - Quiz

7. Welke landen/gebieden rekenen we tot de Triade?
A
China, Rusland en Brazilië
B
Taiwan, Zuid-Korea en Singapore
C
Frankrijk, Duitsland en Verenigd Koninkrijk
D
Japan, West Europa, Verenigde Staten

Slide 10 - Quiz

8. Wat bedoelen we met de 'tijd-ruimte-compressie'?
A
het verschijnsel dat allerlei zaken steeds sneller afgerond moeten worden
B
de absolute afstand tussen gebieden wordt kleiner door ICT en beter transport
C
de relatieve afstand tussen gebieden wordt kleiner door ICT en beter transport
D
het verschijnsel dat meer activiteiten in dezelfde ruimte plaats vinden.

Slide 11 - Quiz

9. Perifere landen ten opzichte van centrumlanden vaak een...
A
lager urbanisatietempo en lager urbanisatiegraad
B
een hoger urbanisatietempo en een lagere urbanisatiegraad
C
een hoger urbanisatietempo en een hogere urbanisatiegraad
D
een lager urbanisatietempo en een hogere urbanisatiegraad

Slide 12 - Quiz

10. Welke stap in de productieketen hoort bij de Semi-perifere landen?
A
Distributie
B
Productie
C
Ontwerp
D
Onderzoek

Slide 13 - Quiz

Aarde, Systeem Aarde

Slide 14 - Slide

1. Welke hoort NIET bij de endogene krachten?
A
Verwering
B
Gebergtevorming
C
Vulkanisme
D
Aardbevingen

Slide 15 - Quiz

2. Welke plaatbeweging treffen we aan bij de midoceanische ruggen
A
Subductie
B
Divergent
C
Convergent
D
Transform/transversaal

Slide 16 - Quiz

3. Welke verschijnselen horen NIET bij een stratovulkaan?
A
Gloedwolken / pyroclastische stromen
B
Explosieve erupties
C
Grote krater
D
Kegelvorm

Slide 17 - Quiz

4. Welke hoofdletter hoort volgens het klimaatsysteem van Köppen bij de droge of aride klimaten
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quiz

5. Welke omstandigheden bevorderen de fysische verwering
A
Hoge temperaturen
B
Veel neerslag
C
Veel bladeren op de grond
D
Sterk wisselende temperaturen

Slide 19 - Quiz

6. Wat hoort NIET bij kalksteen?
A
Metamorf gesteente
B
Wordt gevormd in warme zee
C
Er kunnen druipsteengrotten ontstaan.
D
Sedimentgesteente

Slide 20 - Quiz

7. Welk uitspraak over de ITCZ klopt NIET?
A
De ITCZ ligt in de buurt van de evenaar
B
De ITCZ is een zone van lage druk.
C
De ITCZ zorgt voor droogte bij de evenaar
D
De ITCZ is een zone met veel neerslag.

Slide 21 - Quiz

8. Welke combinatie van 'transportmiddel' en 'afzetting/sediment' klopt NIET?
A
Wind - Duinen
B
Gletsjer - Morene
C
Zee - Puinwaaier
D
Rivier - Delta

Slide 22 - Quiz

9. Welke omschrijving klopt NIET met de wet van Buys Ballot?
A
Wind waait van hoge naar lagedrukgebieden
B
De wind heeft een afwijking door de draaiing van de aarde
C
De wind heeft op het zuidelijk halfrond een afwijking naar rechts
D
Op het noordelijk halfrond waait de wind met de klok mee rond een hogedrukgebied

Slide 23 - Quiz

10. Wat is de juist volgorde in landschappen als je van de evenaar naar het noorden reist?
A
Woestijn - Steppe - Regenwoud - Savanne
B
Woestijn - Regenwoud - Steppe - Savanne
C
Regenwoud - Savanne - Steppe - Woestijn
D
Regenwoud - Steppe - Savanne - Woestijn

Slide 24 - Quiz

Wonen in Nederland,  Leefomgeving

Slide 25 - Slide

Wat zijn de stappen in de drietrapsstrategie?
A
Vasthouden - Bergen - Afvoeren
B
Bergen -Retentie - Vertragen
C
Vertragen, Vashouden, Afvoeren
D
Retentie - Bergen- Opslaan

Slide 26 - Quiz

2. Van welk soort rivier heeft
dit jaarlijks verloop?
A
Een gemengde rivier
B
Een dalvormende rivier
C
Een regenrivier
D
Een gletsjerrivier

Slide 27 - Quiz

3. Het blauwe gebied op dit
kaartje is het ...
A
...stroomstelsel van de Rijn
B
...stroomgebied van de Rijn
C
...stroomstelsel van de Maas
D
...stroomgebied van de Maas

Slide 28 - Quiz

4. De hoeveelheid water die per seconde door de rivier stroomt is...
A
...het debiet
B
...het regiem
C
... het verhang
D
... het verval

Slide 29 - Quiz

5. Bij een groot verhang...
A
..is de stroomsnelheid laag
B
...stroomt er veel water door de rivier
C
is de stroomsnelheid van de rivier hoog
D
...is er weinig erosie

Slide 30 - Quiz

6. Zet in de goede volgorde van klein naar groot
A
centrale stad- agglomeratie - stedelijk gebied - stadsgewest
B
centrale stad-agglomeratie-stadsgewest-stedelijk gebied
C
agglomeratie - centrale stad- stadsgewest - stedelijk gebied
D
stedelijk gebied-centrale stad - stadsgewest - agglomeratie

Slide 31 - Quiz

7. Welke combinatie klopt?
A
Industrialisatie - suburbanisatie
B
Groeikernenbeleid - urbanisatie
C
Toename mobiliteit - urbanisatie
D
Compacte stad - re-urbanisatie

Slide 32 - Quiz

8. Welke uitspraak gaat over 'gentrificatie'?
A
De overheid herstructureert oude haventerreinen
B
Starters knappen goedkope huizen op bij het centrum
C
Aantrekken van bewoners uit de laagste inkomensklasse.
D
Nieuwe wijken worden gebouwd aan de rand van de stad.

Slide 33 - Quiz

9. Wat is NIET een onderdeel van het buurtprofiel?
A
Stadsvernieuwing
B
Woningkenmerken
C
Openbare ruimte
D
Woonomgeving

Slide 34 - Quiz

10. In de grote stad is sprake van een duale arbeidsmarkt. Welke uitspraak past hierbij?
A
Er zijn in de stad veel mensen met een midden-inkomen.
B
Er zijn in de stad veel mensen met dubbele banen
C
Er zijn in de stad meer vacatures dan op het platteland
D
Er is in de stad een een groep met hoge inkomens en een groep met lage inkomens

Slide 35 - Quiz