Week 21 klas 1 E/ 1 G interview en presentatie opdracht

Week 20/21 klas 1 E/ 1 G 


  • interview en presentatie opdracht
  • woordsoorten 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Week 20/21 klas 1 E/ 1 G 


  • interview en presentatie opdracht
  • woordsoorten 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

les 2 week 21 



Nodig : 
  1. ipad : dicht  
  2.  e -boek 


  1. Grammatica woordsoorten 
online opdrachten 
  par. 2  en par.  4 

2.   interview opdracht
3.   presentatie opdracht 

Slide 4 - Slide

vorige les
 
  • deze week :  presentatie boek met poster    
  • uitleg bij online opdrachten par. 2 en par. 4  lidwoord , zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord 
  

Slide 5 - Slide

deze les 
opdracht : 
  1. lw : blw en olw 
  2. zn / zn- e 
  3. bn/ st. bn 
  • online opdrachten afmaken 
  • werken aan presentatie 

Slide 6 - Slide

 opdracht woordsoorten
de 
blw/olw
leuke 
bn/st.bn 
trui
zn/zn-e
een 
blw/olw
wollen
bn/st.bn
vest
zn/zn-e
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord 

Slide 7 - Slide

doen : 


  • Online Planning :  opdrachten  maken:  Planning  online 
par. 2 en par . = donderdag af. 
  • Boekpresentatie opdracht 





 

Slide 8 - Slide

voorbeelden van
lidwoorden

Slide 9 - Mind map

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 10 - Slide

voorbeelden van
zelfstandige naamwoorden

Slide 11 - Mind map

Zelfstandig naamwoord eigennaam

Namen van mensen/bedrijven/plaatsen/etc.


Te herkennen aan een hoofdletter


Jan, Lyceum Elst, Arnhem, Nike

Slide 12 - Slide

voorbeelden van
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 13 - Mind map

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 14 - Slide

Zo herken je een zelfstandig naamwoord
- Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en meervoud: 
egel – egels; verhaal – verhalen.

- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: 
egel – egeltje; verhaal – verhaaltje.

- Je kunt er vaak de, het of een voor zetten: 
de egel – een egel; het verhaal – een verhaal.

Slide 15 - Slide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. 

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het (lw) raadsel (zn). Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden: een (lw) erg moeilijk raadsel (zn).
De woorden de en het zijn bepaald lidwoord (blw), want bij de pen en het boek weet je precies welke pen en welk boek bedoeld worden. Bij een pen en een boek weet je dat niet. Daarom is een onbepaald lidwoord (olw).



Slide 16 - Slide

Lidwoorden 
Let op! Uitzonderingen:

- Het woord het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: – Het is nog vroeg, maar het is buiten al donker.

- Het woord een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: een van de leerlingen.


Slide 17 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord 
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord: Een mooie stad -> mooie zegt iets over stad.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is: zilveren kettingen, een wollen vest.



Slide 18 - Slide

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord:
Dat is een goed boek (zn) over een belangrijk onderwerp (zn).

- Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
Dit boek (zn) is goed en het onderwerp (zn) ervan is belangrijk.

- Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e): geweldig – geweldige; saai – saaie; knap – knappe.

Slide 19 - Slide

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: stellende trap (aardig) – vergrotende trap (aardiger) – overtreffende trap (aardigst).

- Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en: bronzen, katoenen. 
Maar niet als het uit een andere taal komt of een nog niet zo lang bestaande stof aanduidt: een suède tas, een fleece vest. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

De afkortingen
zn = zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding, gevoel, etc)
zn-e = zelfstandig naamwoord eigennaam (Obie, Ronerborg, Pepsi, Drenthe)
lw = lidwoord (de, het, een)
blw = bepaald lidwoord (de, het)
olw = onbepaald lidwoord (een)
bn = bijvoeglijk naamwoord (rode, grote, lieve, grappige)
st.bn = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (houten, gouden, bakstenen, zijde)

Slide 25 - Slide

Elk woord in een zin kan je benoemen.
Er zijn veel verschillende woordsoorten:
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 26 - Slide

voorbeelden van
zelfstandig naamwoorden

Slide 27 - Mind map

Zelfstandig naamwoord 
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor mensen, dieren, planten, dingen, gevoelens of begrippen.

Een zelfstandig naamwoord eigennaam (zn-e) is een zelfstandig naamwoord met een echte naam: Lisa, Parijs, Rembrandt, Ierland.


Slide 28 - Slide

schrijfopdracht :  interview 
inleveren vandaag : 16 mei 

Slide 29 - Slide

Doen : 
  •  inleveren : interview  opdracht 
apart zitten en toetsblad inleveren 
deze week vandaag/morgen : 
  • opdracht presentatie : lezen  / aan het werk met poster 
  • opdrachten online week 20 : Grammatica woordsoorten /online Planning  lw./   zn ./  zn e /   bn / st. bn 

Slide 30 - Slide

les 1 week 20 

Thema Helden  par. 8





  • Is iedereen aanwezig?
  •  opstelling                         
  1. ipad  : weg 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide